25 oktober 1989
- 21 -
tegen; de heer Danvers, voor; mevrouw Blommers, voor; de heer Boerkoel,
voor; mevrouw Stekelenburg, voor; mevrouw Greefhorst, voor.
Het voorstel van mevrouw Meijer is met 16/9 aanvaard.
VOORZITTERIk neem aan dat ik dit hoofdstuk nu kan afsluiten.
6. Sociale voorzieningen en maatschappelijk werk.
Mevrouw MEIJERMijnheer de voorzitter, maandag heb ik u een notitie
overhandigd over een aantal steden in Nederland die meer dan Soest hun
minima proberen te helpen. Ik heb zelf het college een korte nota gegeven
hoe men dit zou moeten doen. Het gaat dan over drie zaken. Ten eerste het
kwijtscheldingsbeleid. Dan moet ik een beetje glimlachen over het antwoord
van de heer Menne die dan zegt: we doen al zoveel, we hebben toch al
bijsluiters bij de rekeningen en we zetten het toch al in de krant.
Mijnheer Menne, u hoeft zich eigenlijk helemaal niet te verdedigen. Het
gebeurt, maar ondanks dat maken toch weinig mensen er gebruik van. Er is
toch een stijging van de minima en het blijkt ook uit onderzoeken dat zij
steeds minder te besteden hebben. Dan zou u eens moeten kijken hoe u die
mensen toch zou kunnen helpen om het leven voor deze mensen toch wat
aangenamer te maken. Dan gaat het over het recht op bijzondere bijstand.
Ook daarbij blijkt dat mensen of uit onwetendheid of omdat ze niet durven,
daar geen gebruik van maken. Dat is gewoon bijzondere bijstand waar ze
recht op hebben. Dan is het de vraag hoe we dat dan oplossen. Het derde
punt is eigenlijk het allerbelangrijkste. Daar gaan ook die notities over.
Hoe kunnen we de minima uit hun sociale isolement halen? Zorgen dat ze deel
kunnen nemen aan sportactiviteiten, cultuur, cursussen, bibliotheek
voorziening. Veel gemeenten in Nederland hebben al zo'n fonds. Dat hebben
wij niet. Het steunfonds is hier eigenlijk niet voor bedoeld en is ook niet
toereikend. Wij hebben aan het college gevraagd: gaat u nu eens overleggen
met de instellingen die heel nauw betrokken zijn bij de minima en komt u
dan over vier maanden met een uitgewerkt voorstel wat u eraan denkt te gaan
doen om de minima te helpen.
Mevrouw TOMASSEN: Mijnheer de voorzitter, ik weet niet of mijn punt hier
helemaal onder hoort, het is een stukje emancipatie en personeelsbeleid.
Maar ik weet ook niet waar ik het anders droppen moet. Dus ik wou het toch
hier even vragen. Wat het personeel betreft, uit de cijfers die wij
ontvingen op verzoek uit de commissie blijkt dat er langzaam verandering
komt in het aantal vrouwen binnen de organisatie. Echter, doorstroming naar
hogere functies gaat heel langzaam. Te langzaam, vind ik. Wij vertrouwen
erop dat de desbetreffende wethouder, de heer Van Logtenstein, de grootst
mogelijke moeite zal doen om de functie die openstaat door het vertrek van
de heer Zandhuis te laten vervullen door een vrouw.
Mijnheer de voorzitter, voor een goede loopbaanbegeleiding zijn functio
neringsgesprekken van het grootste belang. Ook het wijzen op de mogelijk
heden tot studiefaciliteiten is vooral voor vrouwen heel belangrijk. Kunt u
ons misschien vertellen hoe het gaat met de functioneringsgesprekken op het
ogenblik?
VOORZITTER: Ik wilde niet vervelend zijn, mevrouw Tomassen, maar het hoort
eigenlijk onder algemeen beheer. Maar ik geef u toch de kans een antwoord
te verlangen van wethouder Van Logtenstein. Maar ik denk dat ik daarmee
moet volstaan.
Mevrouw WEIDEMA: Voorzitter, ik wou nog even zeggen dat de WD tot op