10 - 23 november 1989 - 11 - van Albert Heijn, niet echt sprake zijn. Of het bouwplan op korte termijn uitvoerbaar is, staat ook in genen dele vast. Van massieve bezwaren hebben wij inmiddels kennis genomen, tegen het bouwplan, zodat het heel wat tijd kan vergen voordat een sloopvergunning voor De Lindenhof en een bouw vergunning voor de vervanging onherroepelijk zijn. Mijn fractie vindt het gebruik van een artikel 19-procedure in dit geval leiden tot het frustreren van rechten die de Wet R.0. beoogt te beschermen. Zij wil dus aan het starten van een artikel 19-procedure geen medewerking verlenen. In dat verband heeft het mij hooglijk verbaasd vanavond een aantal opmerkingen te horen, zowel vanuit de CDA-fractie als vanuit de PvdA- fractie die er mijns inziens van getuigen dat men de procedure zoals die gewoon in de wet te vinden is, niet kent. Er wordt gevraagd om termijnen die in de wet staan te veranderen, er wordt over college-adviezen gepraat waar inmiddels een raadsbeslisser is gekozen. Dat staat allemaal gewoon netjes in de wet geregeld en keurig na te lezen in de artikel 19 en 19a, voor degenen die thuis graag wetboeken lezen. Ik vind het wel verstandig dat u ons nog eens uitlegt hoe de verdere toepassing van artikel 19a van de Wet R.0. in dit geval door u wordt gezien. U zult er toch ook wel, net als wij, van overtuigd zijn dat we elkaar in februari hier weer ontmoeten, maar dan om te praten over de vele bezwaarschriften die dan blijken te zijn ingediend. lege is n an iat ïn Heer BEIJEN: De opmerkingen die in eerste instantie zijn gemaakt van de zijde van de PvdA en van het CDA, nu gekoppeld aan de opmerkingen van de heer Pothuizen geven mij aanleiding om nog even wat dieper op zaak in te gaan waar het de procedure betreft. Dat betekent de tijdsplanning. Want nu is het zo dat wij op 15 februari een besluit zullen nemen om wel of niet de verklaring van geen bezwaar aan te vragen bij Gedeputeerde Staten. Dat geeft een aantal mensen die op het ogenblik nog in de raad vertegenwoordigd zijn, een bijzondere verantwoordelijkheid. Kijken we verder, dan constateren we dat als alles volgens gunstige uitspraken verloopt -en daar heb ik nog mijn twijfels aan- in mei de verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten zal worden afgegeven. Dat betekent in dit geval, omdat wij de bijzondere procedure volgen, artikel 19 derde lid, dat de beslissing om vrijstelling te geven van het oude bestemmingsplan aan de raad gegeven wordt. Dat kan betekenen dat de raad dan daarmee uitspreekt dat het college van B&W de bouwvergunning kan geven. Daartegen kan dan door belanghebbenden weer een AROB-procedure gestart worden. Dat wil zeggen dat er tegen die tijd zaken gedaan worden met een gemeenteraad in een andere samenstelling en met een college van een andere samenstelling. Dat kan betekenen dat onder behoorlijk bestuur een meerderheidswijziging van de opvattingen (en in dit geval is dat in te schatten omdat de verschillen in voor- en tegenstemmers heel gering zullen zijn) nog eens een hele duidelijke verplichting leggen op een nieuw bestuur om eenzelfde beslissing te nemen als de voorgaande samenstelling van raad en college. Dat is een hele zware verantwoordelijkheid die nu op deze raad gelegd wordt. Ik hoop dat de mensen die een beslissing nemen voor de vestiging van een Albert Heijn op deze plek, zich van die verantwoordelijkheid bewust zijn en weten dat er ook nog andere mogelijkheden zijn, anders dan via de artikel 19-procedureDat is de mogelijkheid die wij al meerdere keren hebben voorgesteld in commissieverband, dat wil zeggen het volgen van de gewone ruimtelijke ordeningsprocedure: een nieuw bestemmingsplan. Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, bij de beantwoording zou ik eerst in het algemeen een opmerking willen maken en daarna ingaan, voor zover nog nodig, op de vragen die gesteld zijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 392