21 decenber 1989
- 18 -
algemene middelen. Mocht u dan later toch nog concrete voorstellen hebben,
dan kunnen we er altijd op dat tijdstip wel weer over discussiëren.
Heer WIJMENGA: Mijnheer de voorzitter, wij hebben de indruk dat hetgeen
door de heer Danvers gevraagd wordt, door de wethouder bedoeld wordt. In
die zin zullen we dat ook gaan doen. Hier staat: aanhouden ten behoeve van
voorstellen openbaar groen. Daar kunnen wij het helemaal mee eens zijn.
Mevrouw BLOMMERSVoorzitter, zou het college een termijn kunnen noemen
voor die voorstellen die hier worden aangekondigd? Hoelang wordt dat geld
beschikbaar gesteld? We hebben zoiets als routinefondsen en dergelijke.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Wat die laatste vraag betreft denk ik dat het
goed is dat we met elkaar afspreken dat we normaliter uiterlijk tot aan de
voorjaarsnota de gelegenheid hebben om met een voorstel binnen de suggestie
zoals hier genoemd wordt, terug te komen. Anders denk ik dat we bij de
voorjaarsnota tot een mogelijk andere invulling zouden behoren te geraken.
Dat hangt ook nog een beetje af van de discussie binnen de financiële
commissie, omdat dit niet een incident is wat we hier bespreken, het is
duidelijk een principezaak. We hebben met elkaar afgesproken dat
bestedingen binnen een bepaalde sector binnen de sector zouden kunnen
blijven. Dat is een theorie die is gebaseerd op het vertrouwen dat, nadat
we alles ontlucht hebben, de afdelingen, de sectoren tot een juiste
invulling van hun bedrijfsbegrotingen komen en dat daar dus een zeer grote
mate van evenwichtigheid in ontstaat. Als dat principe wordt teruggenomen,
dan betekent dat dat wij op alle fronten, in alle sectoren en alle
afdelingen tot een ander beleid zouden moeten geraken. Ik zou het
bijzonder betreuren, want het is juist zo dat wij op de grens zitten van
het geven van veel vertrouwen aan mensen en het daardoor ook stimuleren van
eigen verantwoordelijkheid. Daardoor bereiken we dat men niet gaat over-
begroten. Als we om zouden slaan naar de andere kant, dan ontstaat de
situatie dat men gaat begroten, maar ook absoluut zal zorgen dat het geld
op gaat. We zijn nu juist een beetje uit die cultuur teruggetreden dat men
alles maar op maakte omdat het er toch was. Ik denk dat daar nog eens een
fundamentele discussie in de commissie financiën over gevoerd zou moeten
worden. Ik dacht dat die vorige week ook voor een deel was aangezet. Het
lijkt mij verstandig om hangende die discussie daar geen principe-
verandering in aan te brengen.
Mevrouw BLOMMERSVoorzitter, ik was diep onder de indruk van de uitleg van
de wethouder over wat we hebben afgesproken. Dat is inderdaad zo. We hebben
met elkaar afgesproken dat dingen binnen een bepaalde sector blijven. Toch
vind ik dat de wethouder wat ver ging. Hij zegt namelijk: we moeten niet
zover komen dat men het geld op maakt omdat het er toch was. Wat doen we
dan nu? Nu hebben we dat geld toch, dus maken we het op en komt er een
voorstel voor. Dat is mijn bezwaar. Mijn bezwaar is niet -dat heb ik ook al
bij een ander voorstel gezegd en ook in de financiële commissie,
uiteindelijk, na een lange discussie- dat als er een goed voorstel komt,
we daardoor ruimte scheppen om iets anders te doen wat we ook graag willen
en wat praktisch is en in het beleid past. Dat vind ik alleen maar
uitstekend, want in die samenwerking zullen we met onze beperkte middelen
moeten omgaan. Maar ik denk wel dat de raad en het ambtelijk apparaat langs
dezelfde lijnen moeten denken en dezelfde prioriteiten moeten volgen. Als
we dat niet doen, dan krijgen we deze discussies van: geeft u het maar even
terug, dat zullen we nog eens bezien. Daarom ben ik ook blij met uw
concrete toezegging dat u bij de voorjaarsnota weet of er een reële kans is
dat u met iets praktisch komt, want op dat moment geeft u ons inderdaad een