16 maart 1989 3 - ijk :ht :nde 'een :en Dat ïdt VOORZITTER: Er zijn vragen binnengekomen. Dat betreft het bezoek van een delegatie uit het college aan Gedeputeerde Staten. Alvorens wij de heer Plomp de gelegenheid geven om namens het college te antwoorden, wil ik nog wel eens even duidelijk maken, omdat er in de kranten nogal wat berichtgeving over die zaak is geweest dat de deelnemers aan het gesprek, zoals wij daar als Soester delegatie zaten, het een zeer constructief gesprek hebben gevonden. Er is naar onze mening -ieder kan daar natuurlijk een andere opvatting over hebben- toch in zekere zin een doorbraak gekomen in deze zaak die eigenlijk goed vast zat. Er was ook een mogelijkheid dat Gedeputeerde Staten niet met de raad mee zouden gaan en de zaak gewoon niet geschikt zouden verklaren voor welke planologische procedure dan ook. Daar is dus nu duidelijk een opening voor gemaakt. Die kost wel tijd en het moet natuurlijk wel allemaal zorgvuldig gebeuren, waarbij iedereen nog eens de gelegenheid krijgt om zijn zegje te zeggen. We zullen er ook voor waken dat dat goed gebeurt. Maar de zaak is tenminste weer op gang gebracht en dat vind ik al een hele belangrijke verbetering in de hele situatie. Ik heb ook de indruk dat daarmee het contact tussen het gemeentebestuur en Gedeputeerde Staten over deze zaak ook weer in het goede vaarwater zit. Ik geloof dat we het zo moeten beschouwen en ik dacht goed dat ik namens het college toch dat nog eens even aan u duidelijk maak voordat we inhoudelijk gaan spreken hierover. srs aar tfaar Don )d an amen Ik den hun een wat het een aak e ss ie Heer VISSER: Voorzitter, nog even iets over de procedure. Het verbaast mij dat ik maandagmiddag het persbericht niet kon krijgen, terwijl om half vier de pers het wel had. Ik werd verwezen naar dinsdagmorgen, maar dankzij mijn goede contacten met de pers had ik het om vijf over half vier ook. Die helderheid wil ik ook, daar zijn mijn vragen op gericht omdat ik toch een paar vreemde dingen moet constateren. Aan de ene kant lees ik in het persbericht dat er een ontwerp-bestemmingsplan voor het betrokken gebied gemaakt moet worden en aan de andere kant verneem ik in de pers dat er volgende maand al een nieuw verkoopvoorstel wordt gedaan. Dat kan ik niet met elkaar rijmen, vandaar dat ik deze vragen heb geformuleerd. Ik wil graag van u horen hoe het precies zit en of er ook een verslag is van het gesprek op vrijdagmiddag. Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, de vragen van de heer Visser zal ik eerst voorlezen en na iedere vraag die hij gesteld heeft, zal ik daarop het antwoord namens het college geven. 1. Wat is er vrijdag 10 maart precies besproken tussen de delegaties van Gedeputeerde Staten te Utrecht en van B&W te Soest over het terrein Soester Natuurbad? In het gesprek van 10 maart is vastgesteld dat de door de provincie gevraagde informatie op enkele ondergeschikte details na door de gemeente Soest is gecompleteerd. Verder is vastgesteld dat het opnieuw door de raad te nemen besluit tot verkoop van het terrein van het Soester Natuurbad ter goedkeuring aan G.S. kan worden ingezonden. Daarnaast is van de zijde van Gedeputeerde Staten gesteld dat voor wat betreft het project Taphoorn een procedure kan worden gevolgd waarbij aan Gedeputeerde Staten wordt verzocht om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid van het streekplan. De te volgen procedure zal door het provinciebestuur schriftelijk aan de gemeente worden uiteengezet. Deze procedure is nog niet door de gemeente ontvangen. 2. Hoe denkt u (college) de komende tijd een (ontwerp)bestemmingsplan te maken voor het betrokken gebied en hanteert u hierbij de iunt jn

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 62