16 aaart 1989
- 12 -
niet alleen in, dat weet ik zeker.
Als u het dan heeft over de zondagsrust, dan denk ik dat het inderdaad -
zoals u zelf ook zegt- meer bepaald wordt door de samenleving, wat die daar
mee wil, dan door wetten en regels.
Heer MEILOF: Ik noem u toch net een regel die dat bepaalt en die de
mogelijkheden en onmogelijkheden bepaalt zoals verkiezingen op zondag zoals
in al die andere staten gebruikelijk is.
VOORZITTER: Ik denk dat u vrees heeft die er niet hoeft te zijn. Ik denk
als in Nederland het zo is dat de mensen echt de zondag als rustdag willen
hebben, waarbij een ieder de vrijheid krijgt die in te vullen zoals hij dat
wil, dat het nog niet zover zal gaan dat er dan allerlei verplichte zaken
op die dag moeten worden gedaan.
Heer MEILOF: Ik help het u hopen.
VOORZITTER: Vrijheid staat in ons land nog steeds bovenaan bij de invulling
van die dag. Voor het overige denk ik, mijnheer Van Gelder, dat we nog wel
lang kunnen doorgaan met deze discussie. Ik constateer hoe de raad heeft
gestemd de vorige keer en dus nu waarschijnlijk zal stemmen. Daarmee wou ik
de discussie eigenlijk afronden. Mag ik vaststellen dat de raad met de
kanttekening dat de PvdA en de heer Meilof tegen het voorstel hebben
gestemd, in overgrote meerderheid dus voor is?
Het voorstel wordt aangenomen met de aantekening dat de PvdA-fractie en de
heer Meilof geacht willen worden tegen te hebben gestemd.
Voorstel tot het vaststellen van het Rampenplan Soest 1989.
Heer VISSER: Voorzitter, weet u dat ik er eigenlijk niet aan moet denken
met dit plan als er morgen in Soest een ramp gebeurt? Dan vrees ik
eigenlijk het ergste. Natuurlijk weten we dan precies waar de burgemeester
zit, we weten waar de drinkwatervoorziening zit, we weten waar de
Commissaris van de Koningin zit, maar of een ramp morgen echt bestreden
wordt met dit in de hand? Zolang ik in de raad zit heb ik dit soort plannen
al vaker hier op tafel gehad. Ik betwijfel het. Waar ik nog steeds op
aandring is een rampenbestrijdingsplan. Ik bevind mij in goed gezelschap
van de Rijksuniversiteit in Leiden, die een onderzoek heeft gepleegd in
diverse gemeenten in Nederland, 131 gemeenten. Het resultaat las ik
gisteren in de Amersfoortse Courant van woensdag 15 maart. Daar staat
boven: "Gemeentelijk beheer van rampenbestrijding is slecht". Uit het
onderzoek in die 131 gemeenten blijkt dat 73% van de gemeentelijke
ambtenaren eraan twijfelt dat "als er morgen in hun gemeente een ramp
plaats vindt, of er dan ook werkelijk een rampenbestrijding plaats vindt".
Ruim de helft weet dat er in geval van een ramp geen adequate voorlichting
gegeven kan worden, om maar een voorbeeld te noemen. Als ik uw Rampenplan,
dat dus vandaag voorligt, lees waarvan de helft bestaat uit een soort
woordenboek met afkortingen die dan verklaard worden en ik lees dan waar
het bluswater zich bevindt, dan vraag ik mij toch af waar zo'n groep als de
EHBO blijft, om maar een voorbeeld te noemen. In Soest bestaat een
vereniging van 250 EHBO'ers. Als er morgen een ramp gebeurt, weten deze 250
EHBO'ers niet waar ze aan toe zijn, wat ze wel mogen en wat ze niet mogen.
Waar zitten ze op te wachten? Ze zitten gewoon te wachten op overleg met u,
om maar een voorbeeld te noemen, om een soort draaiboek over wat wel kan en
wat niet kan. Nu belooft u wel in dit agendapunt dat er nog dit jaar "naar
alle waarschijnlijkheid", dus u houdt weer een behoorlijke slag om de arm,