12 april 1990 - 28 - datgene wat zij daarin stelt en met name ook omtrent datgene wat zij daar niet in stelt. Op een aantal argumenten van ons bezwaar op een eerdere notitie is men niet ingegaan en met name dat kan aanleiding zijn om te proberen alsnog dat tweede project binnen te krijgen. Maar ik heb u al in de commissie gezegd -dat is denk ik een misvatting die bij u ontstaan is- dat wij zouden volstaan met de stukken voor u ter inzage te leggen, zodat u op de hoogte zou kunnen zijn van wat daar precies instond, omdat dat op dat moment niet bij u bekend was. Van mijn kant is geen toezegging gedaan om er bij de voorjaarsnota op terug te komen met suggesties van de kant van het college, ook al omdat ik u ervoor gewaarschuwd heb -dat was mij op dat moment wel bekend- dat als de provincie niet overgaat tot dat tweede project, wat we eerst maar moeten proberen, het hier om een structurele uitgave gaat die niet past bij de voorjaarsnota, maar die slechts past bij de begrotingsbehandeling. In dat licht moet het dus ook bezien worden. Wat dat betreft heeft u gelukkig de motie redelijk genuanceerd opgesteld. Ik denk dat we ons uitstekend kunnen vinden in uw overwegingen en in punt 1, want dat waren we al van plan. Als het om punt 2 gaat zegt u: mocht de provincie positief reageren, dan zouden we graag zo snel mogelijk willen dat het project start. Mocht daarvoor gemeentegeld nodig zijn, zorgt u daar dan voor. Ik denk dat als die situatie zich voordoet dat het structureel geregeld kan worden van de kant van de provincie, dat we maar eens in de commissie moeten praten of er mogelijkheden zijn -nadat we er eerst in het college over hebben gesproken- om, als dat nodig is, vanuit de gemeente incidenteel geld beschikbaar te stellen. Ik denk dat op dit moment niet goed te overzien is of dat nodig is, in welke mate en welke consequenties dat heeft. Daar zullen we dan nader op terug kunnen komen, zodat we daarover zonodig een besluit kunnen nemen. Mocht dat project niet meegenomen kunnen worden, dan denk ik dat het gewoon met alle beleids voornemens mee moet als het gaat om structurele uitgaven als we als gemeente al vinden dat we de kosten daarvoor zouden moeten dragen. Dat is een punt waar dan nog maar eens driftig over gediscussieerd zou moeten worden, want daar durf ik niet zomaar positief op te reageren. Tenslotte is het een oordgebonden activiteit die in principe volstrekt duidelijk door de provincie betaald zou moeten worden. Het is natuurlijk leuk als de provincie zegt dat de gemeente best mag betalen, maar dat is me iets te gemakkelijk om dat te zeggen en om daarop in te gaan. Ik heb ook al uit uw eerdere reactie begrepen dat dat niet meteen uw bedoeling is. Heer BAKS: Mag ik bij interruptie heel even vragen, voor de duidelijkheid straks bij de tweede termijn, wat nu precies het collegestandpunt is omtrent punt 2 van de voorgestelde motie? U was daar zo algemeen onduidelijk in, dat ik niet meer precies weet wat u nu wilt. Wethouder KINGMA: Nee, dat klopt. Ik denk dat ik u toegezegd heb dat op het moment dat duidelijk is dat we het project van de provincie zouden kunnen krijgen en er sprake zou zijn van incidentele kosten die de provincie niet betaalt en wij van mening zijn dat er door de gemeente in die situatie, zoals u zelf aangeeft, een incidentele bijdrage gegeven zou kunnen worden om het project snel te starten, dan moeten we eerst in het college bespreken of daar mogelijkheden toe zijn -en dan is uw suggestie er één- et dan kunnen we in de commissie bespreken wat u daar van vindt. Dat betekent dus dat ik op dit moment niet kan ingaan op uw suggestie sowieso om te zeggen: we komen gewoon met een voorstel om dat te dekken uit de post incidenteel. Dan denk ik dat het eerst nog nader beraad vraagt om daarover zo positief een uitspraak te kunnen doen. Wethouder PLOMP: Voorzitter, twee zaken. In de eerste plaats de regeling

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 103