- 8 -
ichten
>ij de
raarin
het
ook
=komen
ligt.
et van
eel
van de
ar ik
ar daar
epaalde
hand
.en
niet
ute zin
>on
it al
dat is
»r een
se zeer
nen we
el zoals
en de
p is
en die
ze
de
de
yreid?
:ne
vrouwen
;n zo
iin de
j moeten
n toch de
k willen
or het
a voor
ct van
t
willen
18 januari 1990 - 9 -
planningkalender, een vraag die namens twee partijen is gesteld, lijkt het
mij dat het goed is om dat te doen, opdat we dan ook een overzicht hebben
van de momenten waarop wij bepaalde onderwerpen aan de orde moeten stellen
en op datzelfde moment kunnen wij dan ook proberen de financiële gevolgen
van dat onderwerp daarbij aan de orde te krijgen. Er is dan tevens de
mogelijkheid om te kijken welke nuances er eventueel moeten worden
aangebracht. Dit in de richting van de heer Keilof.
Verder is er een vraag gesteld met betrekking tot de voedingsautomaten. De
bedoeling is om inderdaad dat onderwerp met de MKB, de middenstand te
bespreken, omdat zij daar waarschijnlijk ook nuttige dingen over aan ons
kunnen meegeven.
Dan een opmerking met betrekking tot het tijdig inschakelen van de vrouwen
advies commissie, VAC. Zelf heb ik daar al intern afspraken mee gemaakt bij
diegenen die bepaalde onderwerpen behandelen om in ieder geval alert te
zijn op de momenten waarop de vrouwen advies commissie bij bepaalde plannen
moet worden betrokken.
Dan is er een vraag gesteld met betrekking tot de inschakeling van de
commissie ouderenbeleid met betrekking tot die onderwerpen uit de nota die
voor hen van belang kunnen zijn. Ik denk dat het goed is dat we ons bij de
behandeling ook steeds afvragen bij welke onderwerpen wij die commissie
zouden kunnen betrekken, dus het antwoord daarop is positief.
Voor wat betreft de weerbaarheid, mijnheer de voorzitter, heb ik
afgesproken dat de heer Menne wat dat betreft zijn weerbaarheid zal tonen.
Wethouder MENNE: Loffelijke inleiding! Inderdaad, voorzitter, we hadden
eerder ook afgesproken natuurlijk om deze voorstellen integraal te
behandelen. Maar als ik mijn collega kan ondersteunen, zal ik dat niet
laten. Met betrekking tot de weerbaarheid hebben we natuurlijk al eerder in
de commissie onderwijs gesproken. Mevrouw Stekelenburg zegt terecht dat
vanaf de afdeling onderwijs inderdaad gewezen is op het verschil tussen
verbaal en non-verbaal. De scholen hebben dus als volgt gereageerd: voor
wat betreft de verbale weerbaarheid was er ook wel enig verschil in
reactie, maar had men over het algemeen geen problemen. Het non-verbale,
wat zal dat wezen? Dat is dan de vraag. Daar heeft men nog niet direct een
scherpe voorstelling voor, dat is nog niet glashelder, wat dat allemaal in
zal houden. Daarover heeft men gezegd: daar willen we wel eens wat meer van
weten, daar zeggen wij op dit moment nog geen ja op, omdat dat enorme
gevolgen kan hebben voor bestaande roosterindelingen enz. Het lijkt mij zo,
dat we dat eens nader gaan bezien. Wat we afspreken is het volgende:
verbaal, geen problemen, dat gaan we doen zoals de intentie er ligt en voor
wat betreft het non-verbale zullen we het nader bezien en nader uitwerken
en dan komt het in de commissie onderwijs, en eventueel in overleg met mijn
collega r.o. nog in een andere commissie, dat kan mij dan ook verder niet
schelen. We gaan dat nader nog eens even bezien of dat gewoon praktisch
haalbaar is en of het veld -als zij weten wat het dan is, wat het dan
voorstelt dat non-verbale weren- daarmee gaat werken. Dat wil zeggen, de
inspraak moet ook aan zijn trekken komen en dan zullen we dat in de
commissies opnieuw bespreken.
Heer POTHUIZEN: Even voor alle duidelijkheid: het initiatief tot het doen
van dat onderzoek naar de kunst die kennelijk voor de heer Menne nog een
heel vage kunst is: fysiek afweer -voor mij is het iets minder onduidelijk-
gaat uit van de heer Menne en zijn ambtenaren? Dan dank ik u.
Wethouder MENNE: Dank u voor het vertrouwen, mijnheer Pothuizen.
■lijk is
de
VOORZITTERMag ik aannemen dat de raad met het voorstel kan instemmen?