18 januari 1990 - 20 - die een bijlage vormde bij het schrijven van mevrouw Verwoerd is op zich ook juist. Het bouwplan dat daarop voorkomt was toen mogelijk en dat gold toen een nog ouder bestemmingsplan dan het geldende bestemmingsplan. De commissie is uitgegaan van het ingediende bouwplan. In het raadsvoorstel hebben we dat trouwens duidelijk aangegeven. In het advies van de commissie wordt over afstanden helemaal niet gesproken. De verminkte brief waarvan mevrouw Verwoerd melding maakt is bij de commissie bekend en bij de advisering aan de gemeenteraad hebben wij met de goede versie van de brief rekening gehouden. Ik zal proberen -voor zover dat abstract mogelijk is- nog een klein beetje over die maten aan u toe te lichten. Het perceel is niet precies rechthoekig, het is aan de wegkant ongeveer 29 meter en het wordt naar achteren toe smaller. In het geldende bestemmingsplan Soestdijk, dat uit 1976 dateert, is de bouw van twee woningen mogelijk, als wordt voldaan aan de zijdelingse afstanden tot de perceelsgrenzen. Iedere afstand moet minimaal 2 meter zijn en de som van de linker en rechter zijde moet minimaal 5 meter zijn. Staande voor het perceel zou dan de linker woning zoals die gedacht was aan die eis voldoen, omdat die aan de ene kant 2.80 meter afstand houdt tot de perceelsgrens en aan de andere kant 2.50 meter. Samen is dat ook meer dan 5 meter. Voor de rechter woning geldt dat dan niet, dat is links 2.50 meter en rechts 2 meter. Dat is dus de eerste formele weigeringsgrond voor de rechter woning. Verder is voor beide woningen volgens het bouwplan bij het geldende bestemmingsplan de goothoogte te laag, want die moet 4,5 meter zijn. Dat is dus de eerste formele weigeringsgrond voor de linker woning en de tweede formele weigeringsgrond voor de rechter woning. De conclusie waartoe de commissie voor de beroepschriften kwam is dat op grond van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan beide bouwaanvragen geweigerd moeten worden. Er is ook gekeken naar het nieuwe bestemmingsplan Soestdijk-noord waar een uitgangspunt was dat het open karakter van waarde was en zo mogelijk behouden moest worden. De bestemming van het perceel in dat ontwerp- bestemmingsplan is categorie EB, dat betekent dat er één of maximaal twee huizen -onder één kap dan, wel te verstaan- zouden mogen worden gebouwd op dat perceel. Maar dan moet er wel in de geprojecteerde bebouwingsstrook gebleven worden. Die ligt waar de huidige woning staat en is 10 bij 6 meter. Het zal dus niet lukken om daar twee vrijstaande woningen in te projecteren. De goothoogte is overigens bij het ontwerp-bestemmingsplan geen probleem meer. Wij moeten concluderen als commissie voor de beroepschriften dat ten behoeve van het behouden van een open karakter in het nieuwe plan één woning zou moeten worden toegestaan met een maximale goothoogte van 4,5 meter. Er kan in de visie van de commissie geen ruimte zijn voor een artikel 19-procedureWat wel kan, maar waar door overwegingen die de appellant zelf alleen maar kan maken, kennelijk niet voor gevoeld wordt is dat er een bouwaanvraag wordt ingediend die past binnen het bestemmingsplan. Dan zou er niets aan de hand zijn. VOORZITTER: Dat betekent dat u als commissie uw eindadvies handhaaft? Heer POTHUIZEN: Dat hebt u goed begrepen, voorzitter. Heer VISSER: Voorzitter, er stond laatst een artikel in de krant over de communicatie tussen burgers en het gemeentebestuur. Dit is nu een typisch voorbeeld waarom die communicatie altijd zo onder druk staat en niet goed is. Al in 1964 is gepoogd om dit bouwplan te veranderen en daar die twee huizen neer te zetten. Dat gemeentebestuur had er destijds geen enkel bezwaar tegen, alleen moest er een sloot gedempt worden voor 8.000,-= Daar had de toenmalige eigenaar helemaal geen zin in, want waarom moet een

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 21