22 septenber 1990 - 9 - voor deze keer was ik blij dat de heer Wijmenga geen deel meer van deze raad uitmaakt. Ik heb iets gevonden dat in symbolische zin een herinnering kan zijn aan uw verbinding met het ambtelijk apparaat en tegelijkertijd een instrument dat u in staat stelt iets haarfijn uit te zoeken, zonder dat u dat hulpmiddel er met de haren moet bijslepen, omdat het zo voor en in de hand ligt. Nu zult u zich wellicht afvragen wat dat dan te maken heeft met het nieuwe gemeentehuis. Nu, de voorzitter van uw raad heeft vorige week, waarschijnlijk uit bezorgdheid dat uitsluitend een symboolfunctie voor deze dure kracht toch wel wat te weinig is, mij als huismeester aangewezen. En ik reken het tot mijn verantwoordelijkheid uit dien hoofde dat ook de bestuurders er tot op zekere hoogte verzorgd uitzien. Ik hoop nu dat het instrument u in staat stelt om ook zonder kap goed gekapt en zonder muts goed gemutst in dit raadhuis rond te lopen. U krijgt dan ook van mij straks allemaal een kammetje. Alvorens dat echter door de bode met de bodebus wordt rondgebracht, wil ik nog iets anders zeggen. In de eerste plaats uiteraard in de richting van de heer Wijmenga. Hij zal ongetwijfeld al begrepen hebben waarom ik deze keer blij was dat hij geen deel meer uitmaakt van de raad. Maar voor u is natuurlijk van toepassing het ons allen bekende troostwoord: zalig zijn de kaalhoofdigen, want zij zullen elkaar niet in de haren vliegen. Voorzitter, een voorrecht van mensen waaraan anderen overigens vaak ten onrechte uitsluitend een symboolfunctie toekennen, en dat soort mensen noemt men autoriteiten, een voorrecht van die autoriteiten is vaak dat ze een onderscheiding mogen uitreiken. Burgemeesters en wellicht ook de Commissarissen van de Koningin kunnen in dat opzicht uit ervaring spreken. Zonder me nu op één lijn te willen stellen met de zojuist genoemde autoriteiten, maar meer als een soort rariteit, heb ik mij dat prerogatief ook toegeëigend. Ik heb dan ook het voornemen om elk jaar in de kring van mijn medewerkers één of enkele van mijn medewerkers die zich in het bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor Soest een onderscheiding uit te reiken in de vorm van een zilveren kam. Die kam die heeft de vorm van een dasspeld, op tweeërlei wijzen uitgevoerd, enerzijds op de klassieke wijze, anderzijds op een wijze die mij in staat stelt ook hen die zonder stropdas als dame en heer het leven doorgaan, toch een decoratief moment van herinnering aan dit ambtelijk apparaat te kunnen geven. Ik zei u al: mijn voornemen is om dat jaarlijks te doen in de kring van mijn medewerkers, maar ik wil op dat voornemen nu één uitzondering maken. Er is al een paar keer op gewezen dat een aantal van die medewerkers in het bijzonder zich heeft ingezet voor de totstandkoming van dit project. Zonder ook maar één van hen te kort te doen, denk ik dat er een tweetal is dat inderdaad vanaf het begin tot het eind zich meer dan op normale wijze heeft ingezet. Ik zou met uw toestemming nu aan de heer Eddy de Ruyter en de heer Wim Hulsbergen willen vragen of zij hier willen komen om de onderscheiding in ontvangst te nemen. VOORZITTER: Mijnheer De Kam, heel hartelijk dank. Ik denk dat ik namens allen mag spreken die het voorrecht hebben om een dergelijke fraaie kam in een mooi etui in ontvangst te mogen nemen, als ik u hartelijk dank voor uw geestige speech. Het blijkt dat u bijzonder goed op uw plaats zit, namelijk in het spanningsveld tussen bestuurders en ambtenaren, tussen raad en college en vanuit die rol vervult u uw functie bijzonder creatief. Vandaag maken we dat nog eens een keer mee. Het is net als met het onderscheidin genstelsel waarmee de heer Commissaris en ik dus vaker te maken hebben, met het uitreiken van onderscheidingen, ook hier heeft u al een rangorde aangebracht door namelijk een zilveren kam en een plastic kam te hebben. Hartelijk dank voor uw woorden. Dan dames en heren, kom ik toe aan de sluiting van de buitengewone

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 252