20 december 1990 - 6 - agendapunt 5A Heer POTHUIZEN (D66)Voorzitter, staat u mij toe om u ook een advies bij dit agendapunt mee te geven? Het is misschien goed als u nog eens in uw archieven kijkt of laat kijken. Zo'n tien jaar geleden was er een nota "Inspraak" van het college gedateerd 18 januari 1980, die een goede basis is om misschien nog eens te overwegen of datgene wat u ons nu voorstelt niet wat enger is dan wat uw voorgangers toentertijd meenden dat al de goede basis zou zijn. VOORZITTER: Het is prettig om te constateren dat uw archief makkelijk bereikbaar is. Wij zullen het opzoeken. Heer POTHUIZEN (D66)Of dat van mijn voorgangers. VOORZITTERBedankt voor uw opmerking, die nemen we mee. Het voorstel (RV 90-163) wordt aangehouden. Voorstel tot vaststelling Verordening Kinderopvang Soest. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, er ligt hier een nuttig voorstel voor ons, op zichzelf een voorstel waar ik mee zou kunnen instemmen. De regeling rond dit voorstel vind ik een nuttige zaak, een zaak waar ik mee zou kunnen instemmen. Alleen, ik lees op een gegeven moment in het papier dat in het leeskamertje lag, waar boven staat: Verordening kinderopvang Soest het volgende stukje: "De groep kinderen van 0 tot 4 jaar vormt een kwetsbare groep. Veiligheid, geborgenheid en een stabiele ontwikkeling zijn met name in deze eerste levensjaren van groot belang. Naast de ouders/ verzorgers kan ook een kindercentrum hieraan een belangrijke bijdrage leveren." Kennelijk zijn wij in onze gemeente een gemeenschap die ons dat belang aantrekken, die ook verder kijken dan alleen maar het zakelijke gegeven dat er een vraag ligt en dat wij daar een antwoord op geven. Kennelijk kijken we verder, want ook een verordening stellen wij vast om te waarborgen dat de kwaliteit van dit soort zaken op een goede wijze geschiedt. Nu is het een probleem -ik heb dat eerder aangekaart in de commissievergadering- dat het kwalitatieve gegeven van: hoe gaan we hiermee om? voor mij dubieus is zolang de wethouder niet een serieuze uitspraak doet -dat heeft hij tot nog toe niet willen doen- ten aanzien van mijn kritische vraag over de kwaliteit van dit werk. Daar bedoel ik het volgende mee. Het is bekend dat er landen zijn -ik zal deze keer geen landenaam noemen- waar de ontwikkelingen verder zijn dan in Nederland en dat wij daar gewoon altijd een beetje achteraan lopen. Het is ook bekend dat in dat soort landen de neveneffecten van het hebben van een uitgebreide kinderopvang al iets duidelijker zijn dan in ons land. Die neveneffecten brengen onder andere bepaalde problematieken naar boven. We constateren dat kinderopvang een hele goede zaak is, maar dat het ook als het op een onoordeelkundige wijze toegepast wordt, tot vervreemding binnen gezinnen, tot verkilling binnen gezinnen kan leiden enzovoorts. Nu is alleen maar één vraag van mijn kant: zou de wethouder bereid zijn om die bekende neveneffecten -misschien voor hem wel niet bekende neveneffecten- eens in zijn studie ten aanzien van deze zaak onder te brengen, om daar eens naar te gaan kijken: welke effecten zijn dat? welke taken zouden wij misschien als overheid hebben om ervoor te zorgen dat we in Soest in de toekomst niet in een situatie belanden waarin we na een periode gaan zeggen: wat stom dat we daar tot nu toe niet aan gedacht hebben!? Ik zou dat buitengewoon jammer vinden. Ik vind de materie de moeite waard om serieus te nemen. Ik zou het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 429