20 december 1990 - 8 - denken dat managementuren hier geen luxe zijn, maar zeer zeker noodzaak om een goede kwaliteit te kunnen garanderen. Mevrouw TOMASSEN (PS)Mijnheer de voorzitter, een goede kinderopvang is belangrijk. Dat heeft financiële consequenties, dus wij steunen het voorstel van de PvdA ook. Wethouder KINGMA: Allereerst, evenals in de commissie, een serieuze reactie op de opmerkingen van de heer Meilof. Al komen sommige dingen dan wel eens wat grappig over, het is bedoeld om zo mogelijk een duidelijk licht te laten schijnen op wat er feitelijk bedoeld wordt. Hij spreekt over negatieve neveneffecten van kinderopvang en vraagt om een studie. Ik denk dat ik daar niet positief op kan reageren, vooral ook omdat, als je serieus kijkt naar wat hij bedoelt, dat natuurlijk niet het gevolg is van de kinderopvang, maar feitelijk het gevolg van een maatschappelijke situatie, een maatschappelijke context waarin een en ander functioneert. Zolang bijvoorbeeld de arbeidsdeelname van vrouwen in Nederland nog zo laag is, in verhouding tot de meeste landen in Europa, denk ik dat we ons over dat soort effecten als waarover de heer Meilof zich zorgen maakt, ons eigenlijk helemaal geen zorgen hoeven te maken. We zouden ons zorgen moeten maken over het feit dat maar zo weinig vrouwen verhoudingsgewijs aan het arbeidsproces meedoen, althans, aan het betaalde arbeidsproces. De opmerkingen over de toelichting op artikel 17a. Het is duidelijk wat het college daarvan vindt. We merken dat de meerderheid van de raad vindt dat de toelichting erbij moet. Tegen de heer Krol moet ik nog zeggen: we hebben niet gezegd dat het financiële consequenties heeft, we zeggen: je zou uit zo'n toelichting best consequenties kunnen afleiden die mogelijk financiële gevolgen kunnen hebben. Dat is wat subtieler denk ik. Dat betekent ook dat niet op dit moment, als je dit nu besluit, het meteen financiële gevolgen heeft. Dat is niet aan de orde. Dus uw argument dat het alleen maar bij de begroting of bij de voorjaarsnota aan de orde zou moeten komen, is denk ik geen terecht argument. Het enige wat aan de orde is, is of u zoals de anderen het terecht of niet terecht vindt dat een dergelijke toelichting bij de verordening vermeld wordt, met mogelijk op een nog niet te bepalen moment financiële consequenties. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Nu de wethouder weer duidelijk heeft gezegd dat hij het niet nodig vindt om zoiets te onderzoeken en daarmee ook zegt dat hij de huidige westerse situatie en de Nederlandse situatie voldoende goed kent om zeker te weten dat dit geen problematiek zal gaan opleveren, heb ik wel wat meer moeite nog om het een veilige zaak te achten dat hij dit soort zaken in een regeling onderbrengt en dat hij daar een goed bestuurder op zal zijn. Op symbolische wijze zal ik tegen stemmen. Niet omdat ik tegen de zaak van kinderopvang ben, maar omdat ik ertegen ben dat er beleid gemaakt wordt waar een belangrijk beleidsdeel nagelaten wordt te onderzoeken. VOORZITTER: Mag ik dan constateren dat de toelichting wordt overgenomen conform het VNG-model en dat de heer Meilof tegen dit voorstel stemt? Het voorstel (RV 90-169) wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen met de aantekeningen dat de toelichting op artikel 17a in de verordening wordt overgenomen conform het VNG-model en dat de heer Meilof geacht wil worden tegen te hebben gestemd. Voorstel tot het vaststellen van de subsidieverordening Stads- en dorpsvernieuwing onder gelijktijdige intrekking van de gelijknamige bestaande verordening.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 431