18 april 1991 - 52 - wordt nu door Soest -althans tot dit moment lijkt dat zo- ontmoedigd. Daarbij komt dat ik vind dat u de bonafide autohandel, die wij als een van de eersten hebben ingeschakeld bij het inzamelen van wat zo mooi heet "klein chemisch afval", nu behoorlijk tegen de schenen schopt. Dat vinden wij eigenlijk een onjuist beleid. Dat vinden wij niet beargumenteerd, het is gewoon: we doen het niet. Wij willen dat het wél gebeurt. Heer POTHUIZEN (D66)Voorzitter, het is natuurlijk een kwestie van afwegen. Ik kan mij voorstellen dat het college na afweging tot het standpunt is gekomen dat zij heeft ingenomen. Het mag dan zo zijn zoals de heer Stam meldt, dat de auto's sedert enige jaren minder vervuilend zijn. Hij noemt ze schoon, ik noem ze maar minder vervuilend. Maar ze zijn nog wel en nog steeds vervuilend. De voorspellingen met betrekking tot de mobiliteitsontwikkeling in dit land zijn overduidelijk. De pogingen die er ook onder andere op gemeentelijk niveau worden gedaan om toch te proberen een klein aandeel te leveren in de ombuiging zijn dat ook. Als dat ertoe leidt dat het college vindt dat het milieubeleid vergt dat niet meegewerkt moet worden aan het verzoek, omdat er op zich ook nog wel andere mogelijkheden zijn voor de autohandel om, als die meent zijn occasions kwijt te moeten raken, dat dan te doen, dan respecteren wij dat. Dus zullen wij in het initiatief van deze twee partijen niet meegaan. Heer WITTE (GGS)Voorzitter, wij steunen het college ook in zijn wijze beslissing om inderdaad geen ruimte te bieden op dit speelveld om daar auto's te showen. Het is zo dat ook een speelveld is en de ervaring leert dat auto's op zo'n speelveld ook sporen trekken, waardoor het na de aanwezigheid van die auto's nog wel een tijdje duurt voordat het veld weer even egaal is als daarvoor. Wat dat betreft vinden wij het een verstandig besluit, ook in het kader van wat de heer Pothuizen net zegt. Auto's moeten niet bevorderd worden. We moeten geen reclame helpen maken, dat kunnen de autodealers heel goed op hun eigen terrein. Wij steunen dan ook zeker het voorstel van de twee fracties niet. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, ik vind dit best een lastig punt. De milieuoverlast ten aanzien van het feit dat we dat veld gebruiken en dat er auto's staan, is een niet realistisch gegeven. Daar kan ik mij totaal niet in vinden. Ik denk inderdaad dat het daar, door gewoon goed om te gaan met die auto's en het feit dat daar gewoon een goed produkt staat, nauwelijks bestaat, dat stukje milieuoverlast. Dan ga je inderdaad daarnaast zetten het gegeven dat we daar een kermis hebben. Dat zijn exploitanten met vaak verouderde apparatuur en dat geeft heel wat meer ellende op het milieuvlak. In die zin is het een buitengewoon betrekkelijk argument. Het andere milieu-argument is het feit dat je spreekt over het actief aanbieden van auto's, in een plezierige sfeer, in een sfeer waar je leuke dingen doet op dat veld, waar je altijd evenementen hebt. Dit hoort dan ook in de sfeer van de evenementen thuis. Dus met andere woorden, je trekt het autokopen in de sfeer van: dat hoort bij de leuke, plezierige dingen die we doen in dit land. Dat is het aspect waar je kritisch tegenaan zou moeten kijken. Is dat nu nog verstandig om de autoverkoop te trekken in de sfeer van een leuk evenement waar we met elkaar gaan kijken en waar we met elkaar bezig zijn? In die zin kan ik mij voor een stukje best vinden in de argumentatie van B&W om in eerste instantie niet die toestemming te geven. Anderszins denk ik dat we te weinig algemeen beleid maken in Soest op dit gebied. Dit is een te toevallige greep, waarvan je zegt: hé, leuk, hier kunnen we eventjes iets doen, hier kunnen we opeens even iets laten zien van hoe we daarover denken. Ik denk dat als je op dit gebied beleid gaat maken en gaat kijken van: wat vinden wij dat wij onze burgers voor moeten

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1991 | | pagina 137