21 maart 1991
- 8 -
ons betreft, wat onze statenfractie betreft, naar ik begrepen heb, het
licht op groen gezet wordt. Ondanks datgene wat de heer Visser op vragen
van het CDA heeft geantwoord in de verschillende artikelen en de
verschillende leden daaromtrent. Ik denk namelijk helemaal niet -lezend die
overeenkomst- dat het zo waterdicht is als de heer Visser nu in zijn
antwoorden zegt dat het is. Ik zou u dan ook erg aanraden om te zorgen
volgens het CDA ook zoals in de letter daar staat en in de geest zoals
bedoeld isom te zorgen dat de bebouwing die daar komt zeker niet een
permanente bewoning kan krijgen. Op welke manier u dat moet doen, daarvoor
kunt u juristen inschakelen wat ons betreft om te zorgen dat het zo zal
zijn. Voor ons hoeft het nog steeds niet.
Wethouder VISSER: Nogmaals, voorzitter, wij zullen zo snel mogelijk ook
schriftelijk de commissieleden van de staten en G.S. hiervan op de hoogte
brengen. We zullen dit dinsdag ook nog een keer bespreken in het college in
hoeverre wij hier nog iets aan toe moeten voegen. Maar nogmaals, ik krijg
signalen vanuit Utrecht dat ze hiermee tevreden zijn. We kunnen dit
inderdaad op papier zetten, dan zal ik ook onze eigen raadscommissie
hiervan op de hoogte stellen. Mochten er dan nog technische en juridische
vragen overblijven, dan kunnen we dat in een commissievergadering
behandelen. Maar vóór 12 april is alles rond.
VOORZITTER: Dank u wel. De discussie over dit onderwerp is hiermee
afgesloten. Dan ga ik naar de heer Witte, die in het laatste deel van zijn
brief een ander onderwerp aansnijdt. Wilt u dat nog nader toelichten?
Heer WITTE (GGS): Kort, voorzitter. Het is zo dat de afgelopen weken ik
telefonisch benaderd ben door burgers uit Soest die mij erop attent hebben
gemaakt dat er op het terrein dat wij als bedrijventerrein als gemeente
Soest hebben aangeschaft, gegraven is en dat er een vrij ernstige
bodemverontreiniging is geconstateerd. Dat spijt ons ten zeerste, omdat
wij in de commissie financiën indertijd, toen dit voorstel voorlag, toch
duidelijk van tevoren hebben gewaarschuwd dat we wel uit moesten kijken met
bodemverontreiniging. Het loopt nog helemaal niet zo goed, de verhuur van
dat pand en dan worden we geconfronteerd met zoiets. Ik zou graag de
antwoorden op onze vragen willen vernemen, hoe u op zo kort mogelijke
termijn hier iets aan deze situatie kan veranderen.
Wethouder MENNE: Voorzitter, in overleg met mijn collega van milieu, wil
ik daar graag op ingaan. Ik weet niet of de heer Witte nog wil voorlezen
wat hij concreet heeft gevraagd of zal ik dat voorlezen? Goed.
Dan heeft onze fractie (de fractie van Gemeentebelangen Groen Soest)
nog een vraag over een ander ernstig onderwerp, namelijk of het waar is
dat op het terrein van de Coca-Cola fabriek, in tegenstelling tot alle
verzekeringen die ons zijn gedaan op het moment dat we moesten
beslissen over de aankoop van de hal, ernstige bodemverontreiniging is
aangetroffen. En zo ja, welke verontreinigingen? En welke maatregelen u
op korte termijn gaat nemen om de rommel op te ruimen en wie u
aansprakelijk gaat stellen?
Namens de fractie van Gemeentebelangen Groen Soest, Harry L. Witte.
De Coca-cola fabrieken hebben wij eind vorig jaar gekocht van Van Halteren
B.V. In artikel 6 van het koopcontract staat dat Van Halteren B.V. instaat
voor het niet aanwezig zijn in de grond van chemische afvalstoffen, bedoeld
in artikel 1 van de Wet Chemische Afvalstoffen, alsmede van radio-actieve
stoffen. Er blijkt nu een verontreiniging te zitten tot maximaal één meter
beneden maaiveld, plaatselijk. Dat is op een plek, niet bebouwd, achter de
zogenoemde Westra-hal, waar Westra die hal heeft gekocht. Daarachter. Dus