21 maart 1991 - 14 - hol is geslagen. Tenzij u het mij anders kunt uitleggen. VOORZITTER: Kunt u het nog even herhalen, want ik dacht dat u bij artikel 2 was, maar het gaat over artikel 10, lid 2. Wat is uw bezwaar daartegen? Mevrouw BLOMMERS (WD): Vanaf de derde regel krijg ik een soort opsomming waarbij helemaal niets staat, volgens mij. Als het een verordening is die de burgers moet laten zien wanneer ze wat kunnen inspreken, denk ik dat tenminste de termijnen waarop ze dat moeten doen, desnoods met wat wit ertussen, erin moeten staan. Heer WITTE (GGS)Voorzitter, wij zijn blij met de inspraakverordening zoals u haar gewijzigd hebt voorgesteld. Wij willen ook voorshands aannemen dat het juridische aspect voor wat betreft het niet door laten gaan of geen fictieve weigering toe te staan, juist is. Wij zullen dat bij de evaluatie meenemen. We zijn blij dat overeenkomstig de wens die Gemeentebelangen Groen Soest al eerder heeft gesteld, het nu mogelijk wordt om gebruik te maken van het spreekrecht bij de rondvraag tijdens commissievergaderingen, bij wijze van proef voor een half jaar. Op zich vinden we dat hoopgevend, want wij denken dat na een half jaar die evaluatie dan wel zal uitwijzen dat het een hele goede zaak is. Iets wat bij de commissievergaderingen ook gedaan zou kunnen worden, alhoewel het niet specifiek in een verordening hoort, maar misschien iets meer met voorlichting waar we het zo net over hadden heeft te maken, is dat het misschien toch een goede zaak is om hier aan de ingang voor mensen die commissies bezoeken een duidelijke procedure neer te leggen, zodat ze bij binnenkomst kunnen zien wat ze moeten ondernemen om in te spreken. We maken toch regelmatig mee -niet bij de mensen die hier zo'n beetje vast aan huis zijn, maar mensen die dat maar heel af en toe doen- dat ze niet weten hoe ze moeten inspreken en dat ze dan op het laatste moment erachter komen dat de vergadering begonnen is en ze niet meer het woord kunnen voeren. Wat dat betreft misschien even buiten deze inspraakprocedure, maar toch er wel rakelings mee te maken hebbend, kunnen we vaststellen dat we ook met u hopen dat het een hele goede zaak wordt en dat we bij de evaluatie kunnen vaststellen dat de wijzigingen goede wijzigingen zijn geweest. Mevrouw VAN ECK (D66)Wij gaan akkoord met de voorliggende inspraak verordening, met alleen nog een vraag bij artikel 5.. Daar is op ons verzoek toegevoegd dat aan het begin van de inspraakprocedure bekend gemaakt wordt wanneer en tot wie men zich kan wenden voor een eerste gedachtenwisseling Dit verzoek is gedaan om in een vroeg stadium de dialoog van voorliggende plannen aan te gaan. Bij de toelichting zegt u dat het infocentrum het eerste aanspreekpunt is. Zij kunnen dan zonodig doorverwijzen naar de behandelend ambtenaar. Van u zouden wij de bevestiging willen hebben dat met inachtneming van de achterliggende gedachte, serieus doorverwijziging naar de desbetreffende ambtenaar plaatsvindt. Heer BOERKOEL (PvdA): Mijnheer de voorzitter, twee zaken. Op bladzijde 3 heeft u het over belangrijke beleidsvoornemens, waarvan u zegt: we zullen proberen hieraan uitvoering te geven voor wat betreft de inspraak en de procedure die daaraan vooraf gaat. Ik denk dat u het niet proberen moet, ik denk dat u -ondanks wat daaronder staat- gewoon uitvoering moet geven aan datgene wat de raad wenst. Dat is één. Twee is het stuk van de rondvraag. Daarover zegt u: "We willen niet verhelen hier aarzelend tegenover te staan." Ik kan mij dat niet voorstellen, want op het moment dat u of de raad het antwoord niet zou

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1991 | | pagina 59