21 maart 1991
- 26 -
Dan bladzijde 5. Ik stel voor daar meteen desgewenst de bijlagen 1 en 2 bij
te betrekken.
Mevrouw VAN ECK (D66): Ik wil nog iets zeggen over de kosten. Mensen die
beroepsmatige deskundigheid geven, krijgen die ook een vergoeding van
vijftig gulden? Of is dat een ander tarief? Ons lijkt vijftig gulden wel
erg beneden de maat. Het betreft de welstandscommissie, de monumenten
commissie. Wanneer een architect naar zijn mening gevraagd wordt en hij
krijgt daarvoor vijftig gulden vergoeding, dan lijkt mij dat heel weinig.
Mevrouw TOMASSEN (PS)Ach, we kunnen toch ook van architecten wel enig
idealisme verwachten?
Heer VERHEUS (CDA): Mijnheer de voorzitter, het is al gezegd, wanneer de
monumentencommissie haar taak volbracht heeft, dan zal één lid van die
monumentencommissie ad hoe toegevoegd worden aan de welstandscommissie om
bepaalde zaken die daar betrekking op hebben mee te kunnen beoordelen.
Houdt dat dan ook in dat dat lid van die monumentencommissie die tot aan
dat moment een vergoeding krijgt zoals u die hier voorstelt, vanaf dat
moment een vergoeding krijgt die gelijk is aan die van de welstands
commissie? Dat neem ik wel aan. Dat geeft dan toch, denk ik, daar kan ik
mevrouw Van Eek wel in volgen, wel wat problemen. We hebben dan een aantal
commissies en verschillende manieren van honorering. U zegt: de verplichte
commissies die nu al een bepaalde vergoeding hebben, dat bedrag dat ze nu
hebben, handhaven we. Er komen een aantal commissies bij, die gaan we een
vergoeding geven van vijftig gulden per vergadering en dan moeten ze de
fiscale kant van het verhaal zelf bekijken. Dat is overigens redelijk. Maar
ik denk dat het toch een vreemde zaak is dat je een aantal commissies hebt
en verschillende honoreringen. Ik zou het juister gevonden hebben -ik wil
dat ook wel voorstellen- wanneer het college een uniforme vergoeding zou
geven voor de verplichte commissies van honderd gulden. Dat zijn toch wat
andere dan de niet-verplichtedat onderscheid wil ik wel maken. De niet-
verplichte commissies dan vijftig gulden, want bij de niet-verplichte
commissies zijn er toch een aantal die bij de inspraak die zij dan hebben,
het meedenken en mee-adviseren, gevraagd en ongevraagd, zelf belang hebben.
Dus dat onderscheid zou ik wel willen maken. Maar het is mij toch te dol
dat we dus een aantal commissies hebben en drie soorten vergoedingen. Dat
was in het begin al een bron van ergernis, maar als we het zo vaststellen,
wordt dat opnieuw een bron van ergernis. Nogmaals, ik zou willen
voorstellen: de verplichte commissies honderd gulden per vergadering en de
niet-verplichte vijftig gulden.
Mevrouw TOMASSEN (PS)Voorzitter, Progressief Soest heeft juist in
tegenstelling tot het CDA, ervoor gepleit om alle commissieleden vijftig
gulden te betalen, ongeacht hun deskundigheid en dan tussen haakjes.
Heer BOERKOEL (PvdA): Twee zaken op deze bladzijde, mijnheer de voorzitter.
Het hoofdstuk sportraad. Daar zegt u: een definitief besluit nemen in het
kader van het sluiten van het convenant met de sport. Ik vind dan ook dat u
op bijlage 1, bladzijde 6, die 40.000,= op dit moment niet kunt vast
stellen. U kunt niet aan deze raad vragen iets vast te stellen waarvan u
zegt daarover nog een besluit te moeten nemen in het kader van een nog te
sluiten convenant. Dat is niet correct, ik denk dat dat onjuist is.
Dan even naar de totale vergoeding. Er is een wet aangenomen, dacht ik,
gelijke behandeling. Ik kan mij toch niet aan de indruk onttrekken dat
datgene wat bij de wet verplicht is volgens het CDA twee keer zoveel waard
is dan datgene wat wij belangrijk vinden. Want zo moet ik het een beetje