23 januari 1992 - 10 - achten ook wij belangrijk. Maar in het zoeken naar evenwicht tussen economie en volkshuisvesting aan de ene kant en ecologie aan de andere kant, gegeven de ruimtelijke schaarste, willen wij preciezer stellen wat we nu eigenlijk afwegen. Elk stuk natuur, elk grasland, elk landschap is niet precies even waardevol. Integendeel, er zijn grote verschillen. Elk gebruik van de ruimte belast het milieu niet in dezelfde mate. Belangrijke criteria voor D66 zijn: de duurzaamheid van het gebruik en de mate van bedreiging voor het zich kunnen handhaven -ook in onze gemeente- van plant- en diersoorten. Willen we de wereld leefbaar houden, dan moeten we ook in Soest bereid zijn met name dét gebruik van de ruimte aan te pakken dat de duurzaamheid en het voortbestaan van soorten in gevaar brengt. Soms kan een mooi landschap visueel oogstrelend, door overbemesting bijvoorbeeld meer bedreigd worden dan door een ander gebruik waarbij optimale milieumaatregelen worden genomen, maar dat het landschschp een ander, mogelijk minder fraai, uiterlijk geeft. In dat geval vinden wij, moet je ook consequent voor dat andere gebruik kiezen. Dat kan ook een woonbestemming voor duurzaam gebouwde woningen zijn. Langs die weg komen we bij het besluit nummer I, de lokatiekeuzeHet gaat om de lokaties waarbinnen de afronding van het bouwen moet plaatsvinden. De grenzen waarbuiten we vinden dat er niet verder gebouwd mag worden. Wanneer we de lokatiekeuzen van het college tegen het licht van onze criteria houden, dan kunnen we -rekening houdend met de adviezen van de milieubeweging en de opstellers van de landschapsvisie- op één plek na, die keuze onderschrijven. De plek waar we moeite mee hebben ligt nabij Braamhage en het Griftland. Dat is precies de plek waar insprekers elkaar het felst hebben bestreden. Wij zouden de wens van de vertegenwoordiger van de ouderen om nabij Braamhage en dus nabij het winkelcentrum, seniorenwoningen te realiseren wel willen steunen. Aan de andere kant moet dat dan wel zo kleinschalig gebeuren, dat het binnenweidegebied met de knotwilgen in essentie niet wordt aangetast. Een daarbij gaat het niet alleen om het visuele effect, maar vooral om het beschermen van bijzondere plant- en diersoorten daar. Het is een nat gebied met kwelwater. Dat betekent dat als je daar gaat bouwen, de bouwlokatie droog gemaakt moet worden, zonder het waterpeil in het weidegebied te verlagen. Dat vereist speciale voorzieningen die het bouwen daar duur kunnen maken. D66 wil graag de garantie dat het te bebouwen gebied niet groter wordt dat circa 2 ha. en dat de benodigde voorzieningen getroffen zullen worden. Van belang is ook met het oog op het in stand houden van de soorten in het slangebosje en in het weidegebied, dat de ecologische verbinding tussen het slangebosje en het weidegebied in stand blijft. Hetzelfde geldt ook voor de verbinding met het noordelijk drogere gebied en de verbinding langs de Praamgracht, hetgeen beperking van het te bebouwen oppervlak bij het Griftland kan betekenen. Alleen als daar echt serieus mee rekening wordt gehouden, zoals trouwens al in het raadsvoorstel wordt aangegeven, maar naar onze smaak in wat vage en vrijblijvende bewoordingen, kunnen wij instemmen met het voorstel op dit punt en wordt ook recht gedaan aan de insprekers die dit gebied hebben verdedigd. Ik had ook nog wat de lokaties betreft over Zonnegloren iets willen zeggen. Dat heb ik niet opgeschreven. Wij wensen daar geen verdere woningbouw. Voorzitter, kijkend naar het te nemen tweede besluit volgens het voorstel, willen wij het volgende opmerken. Dat het maximum aantal te bouwen woningen in de tijd gezien -besluit Ilb.- afnemend is, op weg naar nul dus, heeft onze instemming. 2010 vinden wij wat ver in de toekomst liggen, maar we willen daar nu niet per se ons gelijk halen. Dat doen anderen later wel voor ons. Het ligt even ver in de toekomst als 1974 in het verleden ligt en toen werden er 400 woningen per jaar gebouwd. In 2010 wordt nu een maximum van 75 voorzien. Er verandert wel iets, maar het gaat langzaam. Met besluit Ha. gaan wij nog net akkoord. Het gemiddelde aantal van 100 woningen per jaar ligt precies aan de maximale grens als door ons in de ro-vergadering aangegeven. We hebben gesteld dat, rekening houdend met gemiddeld 25 woningen per jaar inbreiden, 50 woningen per jaar op nieuwe grond voldoende is om boven de 40.000 inwoners te blijven en dat 75 woningen per jaar op nieuwe grond genoeg is om het inwonertal op het peil van 1 januari 1991 te houden, dat is op circa 41,5 duizend dus. Aangezien het steeds duidelijker wordt dat het aantal woningen per jaar dat via inbreiding gerealiseerd kan worden, eerder groter dan kleiner dan 25 is, zal het aantal te bouwen woningen per jaar op nieuwe grond -wat voor ons in het kader van landschap sparen het belangrijkste is- beneden de 75 per jaar gemiddeld uitkomen. Dat is minder dan de helft van wat in het oorspronkelijke voorstel stond. Naar de heer

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1992 | | pagina 11