9 juli 1992
wordt voorgelezen.
VOORZITTERWilt u dat zelf dan doen? Dat is voor de duidelijkheid het beste.
Heer VERHEUS (CDA) Oh ja. Geacht college, De CDA-fractie constateert dat
collegeleden meer en meer solistisch optreden en wel door middel van
uitlatingen in de media. De wijze waarop de wethouders Swinkels en Visser hun
mening publiekelijk maken, zeker inhoudelijk gezien, verbaast, stoort en
verontrust ons. In het kader van een wellicht ingezette tendens (inhoudelijk
en collegiaal) heeft onze fractie een aantal vragen naar aanleiding van twee
artikelen waarin wethouder Visser de hoofdrol speelt in de Soester Courant
van 1 juli jl. ter beantwoording aan u voorgelegd. De bedoeling van deze
vragen is deze tendens te doorbreken en tevens helderheid te verkrijgen
omtrent de status van de gedane uitlatingen.
VOORZITTER: Na deze duidelijke inleiding gaan wij over tot beantwoording van
de vragen.
Wethouder VISSER: De CDA-fractie is van mening dat de uitkomst van de
structuurvisie niet het werk is van één wethouder, maar van het totale
college, de ambtenaren, de raadsleden, de externe adviseurs en de
bevolking die inspraak heeft gepleegd.
a. Deelt het college deze mening?
Het college deelt deze mening.
b. Erkent het college dat het hoogst onfatsoenlijk is de uitkomst van
dit zorgvuldig gevoerde proces aan één wethouder toe te schrijven?
Er blijkt nergens uit dat dit zorgvuldig gevoerde proces aan één wethouder is
toe te schrijven.
c. Op welke wijze heeft u de ik-trend, vermeld in het artikel,
besproken in uw vergadering en welke afspraken heeft u gemaakt om
alsnog recht te doen aan allen die betrokken zijn geweest bij de
totstandkoming van de structuurvisie?
De ik-trend is niet besproken in het college. In het interview met mij wordt
veelvuldig het woordje "wij" gebruikt, zoals ook in de kop van het artikel
tot uitdrukking komt. In het voorwoord van de structuurvisie fase 4 heb ik
uitdrukkelijk recht gedaan aan degenen die aan de totstandkoming ervan hebben
meegewerktOverigens meen ik dat in het bewuste interview zelf met name het
bureau Zandvoort wordt genoemd, dat voortreffelijk werk heeft gedaan. Over de
betrokkenheid van velen bestaat geen twijfel. Daarover heeft de journalist
ook geen vragen gesteld. Vraag 2.
In het genoemde artikel spreekt de wethouder ruimtelijke ordening over
bestemmingsplannen die na de structuurvisie aan de orde komen. Citaat:
"...want het moeten leuke buurten worden - in elk geval niet zo'n
ratjetoe als bijvoorbeeld Klein Engendaal nu aan het worden is".
Is het college het met ons eens dat wethouder Visser politiek verant
woordelijk is voor de gesuggereerde "ratjetoe"?
Voorzitter, het woordje "ratjetoe" neem ik terug. Klein Engendaal, dat al
jaren speelt, al voor deze structuurvisie, draagt de verantwoordelijkheid van
de hele politiek, zo ook van deze wethouder. Wat ik heb willen stellen is,
dat de politiek in nauw overleg met de welstandscommissie en de stedebouw-
kundige de laatste nieuwbouwlocaties van de structuurvisie fraaie
architectonische buurten moet laten worden. Vraag 3:
Wij zijn verheugd te constateren dat het college inspraak van de
bevolking en instellingen toejuicht. Uit het artikel blijkt de wethouder
r.o. de inspraakreacties van de Kamer van Koophandel en die van de heer
Brunekreef af te doen met de volgende opmerkingen: betreffende de KvK:
"Ze hebben volgens mij echt gedacht:, waar zullen we nou nog eens tegen
protesteren?" en betreffende de heer Brunekreef: "Hij probeert ons als
een letterdief te vangen op regeltjes en artikeltjes, alleen maar voor
politiek gewin..."
a. Heeft, in genoemde citaten, wethouder Visser hier namens het college
gesproken?
De genoemde citaten zijn niet namens het college uitgesproken. Ik werd door
de krant benaderd als eerstverantwoordelijk wethouder voor de structuurvisie.
b. Zo nee, dan heeft de heer Visser dus zijn persoonlijke mening geuit
en hoe wilt u zich als college hiervan distantiëren?