14 oktober 199 2
- 21 -
tegen, ik denk dat het heel zinnig kan zijn, maar ik wil het rustig in de
discussie terug hebben en daarom nu niet besluiten. Nu ben ik tegen.
Mevrouw TOMASSEN (PS)Voorzitter, ik kan me helemaal vinden in de woorden
van de heer Meilof. Er zijn onduidelijkheden, dus weer terug in de commissie
en dan besluiten.
Heer JANSEN (D66)Voorzitter, ik had hetzelfde bezwaar als de heer Meilof en
de dekking zit mij dwars. Ik denk dat het zinvol is om het nog een keer te
bespreken in de commissie en dan te bekijken wat we kunnen doen.
VOORZITTER: Dan constateer ik dat een meerderheid van de raad tegen deze
motie is. Motie nummer 1 is hiermee verworpen.
Dan ga ik over naar motie nummer 2. Het college heeft gezegd dat deze motie
overbodig is. Wordt de motie gehandhaafd door het CDA?
Heer VERHEUS (CDA)Als het college zegt dat de motie overbodig is, dan neem
ik aan dat het college wat wij vragen in de motie honoreert. Dan wordt de
mot i e ove rbodi g
VOORZITTER: Nee, als u hem handhaaft, dan moet ik een uitspraak van de raad
vragen. U handhaaft hem. Gemeentebelangen Groen Soest is tegen, de WD is
tegen, GPV/SGP/RPF is tegen, Progressief Soest is tegen de dekking, D66 is
tegen de dekking, Partij van de Arbeid is tegen de dekking en het college is
ook tegen. Daarmee is de motie verworpen.
Dan kom ik aan motie nummer 3Het college heeft gezegd daarmee akkoord te
zijn. Mag ik aannemen dat de raad daar net zo over denkt? Dan is aldus
besloten
De moties nummer 4 en nummer 31 zouden we gezamenlijk behandelen. Bij
eventuele stemverklaringen mag motie nummer 28 betrokken worden.
Mevrouw BLOMMERS (WD)Voorzitter, als u de moties 4 en 31 naast elkaar
legt, dan ziet u dat wij beide vinden dat de OGB niet verhoogd moet worden.
Om er nu voor te zorgen dat de rekening van deze verminderde inkomsten in dit
jaar volgend jaar toch naar de inwoners wordt gestuurd, denken wij dat het
duidelijk is om het te motiveren op de wijze waarop motie 31 besluit,
namelijk dat de verhoging onroerend zaakbelasting voor 1993 tot en met 1996
niet wordt doorgevoerd. Er staat in de motie van het CDA nog 2%, we hebben nu
afgesproken: 0% verhoging. En de dekking wordt gevonden in het incidenteel
overschot 1991, dan praat u over een bedrag van ongeveer 600.000,=. Ik denk
dat het verder genoeg voorbereid is om het op deze manier in stemming te
brengen. Ik zou er alleen nog aan willen toevoegen, als reactie op de woorden
van de heer Boerkoel net bij motie nummer 28, omdat het u ook zal
interesseren hoe onze fractie daarover denkt, dat het zo is met de onroerend
goedbelasting, dat daarbij de mensen met de sterkste schouders de grootste
bijdrage geven, waarbij het ons redelijk lijkt dat als op een goed moment die
grootste bijdrage niet nodig is, de mensen met de sterkste schouders ook
navenant hun bijdrage terugkrijgen. Dat is voor iedereen een reëel bedrag. Al
lijkt het bedrag van de heer Boerkoel verwaarlozenswaardig als je niet een al
te duur huis bewoont, elk centje is met dit rijksbeleid mooi meegenomen.
VOORZITTER: Aangezien hier sprake is van het ineen voegen van de moties 4 en
31, kijk ik even naar de heer Verheus. Kunt u zich vinden in de woorden van
mevrouw Blommers?
Heer VERHEUS (CDA)Ja, we kunnen ons daar volledig bij aansluiten, mijnheer
de voorzitter.
Heer BOERKOEL (PvdA)Ik hoop niet, mijnheer de voorzitter, dat het CDA zich
aansluit bij het verhaal dat de WD twee dagen geleden heeft gehouden. De WD
heeft gezegd: we willen de onroerend goedbelasting niet verhogen, omdat het
college niet met voorstellen komt. Ik neem aan dat het CDA niet dezelfde
woorden wil gebruiken. Verder hebben ze gezegd dat ze per jaar ditzelfde
voorstel zullen indienen. Ze verwoorden dat nu anders door te zeggen: we
zullen het voor vier jaar doen. Maar dat betekent, mijnheer de voorzitter,
dat deze incidenteel lijkende aardigheid een structurele uitgave is, of -en