14 oktober 19 9 2
- 22
graag dat er bepaalde huizen beschikbaar komen en daar hebben we iets voor
over. Dat betekent dat we de groep die anders niet zou kunnen, daarvoor
willen we het mogelijk maken. In die zin vind ik dit iets anders dan andere
typen inkomenspolitiek en kan ik hier wel mee instemmen.
Ik was wel even blij met het gesprekje tussen Gemeentebelangen Groen Soest en
VVD, want daar zit ook precies de begrenzing. Ik vind het ook niet nodig -dat
heb ik al eerder gezegd- dat personen die een eerdere aanvraag hebben gedaan
en het niet toegekend hebben gekregen, maar wel verhuisd zijn, dat die alsnog
opgespoord worden om deze vergoeding te krijgen. Ik vind het wel terecht als
er een oproep in de krant komt van: als u nog niet hebt kunnen verhuizen
omdat u op dat moment de financiële mogelijkheden niet had omdat wij die
premie niet hebben kunnen geven, dan is nu de pot weer vol. Dan moet u het
iets netter zeggen dan ik het nu zeg. Daar ben ik vóór.
Ik stem niet in met het voorstel van D66.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, het is goed denk ik, om met name op het
amendement van D66 toch eerst nog even in te gaan, omdat het een aantal
veronderstellingen bevat die naar ons idee niet juist zijn. Anderen hebben
dat ook al gezegd. In de eerste plaats veronderstelt het dat in veel gevallen
oudere mensen met een minimaal inkomen dus een mogelijkheid hebben om van
duur naar goedkoop te gaan. Terecht is al eerder opgemerkt 'dat dat maar een
beperkt aantal gevallen zal zijn. Juist mensen die vanuit een wat oudere
woning vertrekken, een wat oudere, te grote woning -die willen we zo graag-
en naar een wat comfortabeler kleine woning gaan die geschikt is voor met
name de oudste ouderen, om het maar zo te zeggen, merken dat dat bijna altijd
een veel duurdere woning is. Dat betekent dat men normaal gesproken voor de
regeling die de heer Jansen aanhaalt, voorzitter, jammer genoeg niet in
aanmerking komt. Dan kom ik tegelijkertijd op de discussie over de
effectiviteit van een doorstromingsinstrument. Daarbij onderbreek ik mevrouw
Blommers misschien wel, maar dat moet toch kunnen denk ik, op een avond als
deze. Mijn linkeroor raakt een beetje verstopt met geruis van die kant.
VOORZITTER: Graag even aandacht voor de woordvoerder.
Wethouder KINGMA: Als het gaat om de doorstromingsregeling is denk ik altijd
de vraag aan de orde of het een effectief instrument is en hoe je het zo
effectief mogelijk kunt maken. Dat is een kwestie van: hoe bereik je de
mensen die je wilt bereiken? En dat is een kwestie van: wat staat daar aan
kosten tegenover? Op rijksniveau zijn er een paar dikke subsidiebijbels
gemaakt, waarbij het ministerie van financiën nog eens op een rijtje heeft
gezet wat er allemaal aan subsidies wordt uitgedeeld, tegelijkertijd wat het
effect daarvan is, en nogal wat kritische vragen daarbij heeft gezet.
Datzelfde gebeurt af en toe door het sociaal- cultureel planbureau, die
bekijkt naar wie die subsidie nu eigenlijk toe gaan en wat nu eigenlijk
oorspronkelijk de bedoeling was van die subsidie. Dan blijkt in veel gevallen
dat er subsidie gaat naar een groep waar het oorspronkelijk niet voor bedoeld
was, maar omdat de regeling zo ruim is vallen ze er gewoon onder en
profiteren ze mee. Als we met z'n allen afspreken dat we dat nemen, dan kan
dat, maar dan staat daar een bepaald kostenplaatje tegenover. In het
onderhavige geval staan we inderdaad voor de afweging of het ons lukt op een
redelijke wijze een afgrenzing te maken met de bedoeling de doorstromings-
premie naar die mensen te laten gaan waarbij de financiële prikkel -en dat is
het natuurlijk gewoon, simpelweg- behoorlijk werkt. Ons voorstel betekent dat
we veronderstellen en denken dat dat redelijk is, dat dat bij de categorie
mensen bij wie het inkomen hoger is dan die 2.500,= minder het geval is,
c.q. niet het geval is en bij de categorie daaronder aanzienlijk groter tot
volledig. Dat is de redenering die eraan ten grondslag ligt. Dat heeft niets
met inkomenspolitiek te maken, maar met effectiviteit van een subsidie
regeling. Ik denk dat we als overheid gehouden zijn om die ëffectiviteit te
onderzoeken, te toetsen en onze conclusies eraan te verbinden. Als we dat
niet doen, denk ik dat we geld over de balk smijten en ik denk dat ons als
overheid genoeg wordt verweten dat we dat zouden doen. Als we dat kunnen
voorkomen, dan moeten we dat doen. Dat is de grondslag van ons voorstel,
voorzitter. Al degenen die het daar niet mee eens zijn, die dragen dan toch
bij aan een minder effectief instrument en accepteren dat het geld gaat naar
mensen voor wie het eigenlijk niet nodig is om het effect te bereiken dat je