11 oktober 1993 - 30 enzovoorts. Ik begrijp het werkelijk niet, er is voor mij werkelijk geen relatie met eerdere besluitvorming en geen relatie met eerdere redeneringen. Ik hoop dat u -misschien namens de partij, maar doe het alstublieft niet- of dat die andere partijen mij alsnog kunnen uitleggen in welke fuik zij gelopen zijn, wat er hier allemaal fout is gegaan. Of hebben we zulke grote wisselingen in de raad gehad dat men die oude discussie niet meer kent of zo? Ik heb dat zelf niet zo bewust meegemaakt Heer JANSEN (D66)Het klopt, wat de heer Meilof zegt, voorzitter. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Ja, u herkent het wel! Daar ben ik blij om. Misschien komt het toch nog allemaal goed. Voorzitter, ik hoop dat een zo divers aantal voorstellen van de verschillende partijen op dit front komt dat geen enkel voorstel zoveel voorstanders vindt dat er iets op deze wijze doorgang vindt. Dat zou het mooiste zijn en dat past ook wel bij deze raad. Mevrouw BLOMMERS (WD)Voorzitter, zou de heer Meilof het laatste stukje nog even uit willen leggen? Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Ik hoop dat uw voorstellen die op dit gebied geplaatst zijn zo duidelijk niet ondersteund worden of telkens door zo'n duidelijke minderheid ondersteund worden, dat ze geen van allen doorgaan, zodat het goed ingezette beleid -helder naar de burger, bewust milieubeleid- zijn doorgang kan vinden en dat het vervagende beleid dus weer stopt. Mevrouw BLOMMERS (WD)Ik ben blij dat de heer Meilof het nog een keer herhaalt, voorzitter, als ik nog even mag, maar het is heel duidelijk dat de heer Meilof niet heeft begrepen waar wij het over hebben gehad. We zullen het straks nog een keer uitleggen wat precies de intentie van de WD was Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)U zegt dat de lasten voor bepaalde zaken sterk uit de hand lopen, de verhogingen, en dat een aantal zaken daarvan een algemeen karakter heeft en dat je die dus ook beter in een algemene belasting als de OZB kunt verwoorden naar de burger. Het enige is dat dat vaag is en dat een burger laten betalen voor zijn afval dat hij aanbiedt helemaal niet onduide lijk is. Dus ik denk dat ik u wel enigszins begrijp. Voorzitter, ik heb nog een enkele opmerking. De heer Visser heeft gereageerd op iets dat ik zei over de burger die niet reageert en die ik de kans zou willen geven om te reageren, ik heb gesproken over voorgedrukte kaarten. Eigenlijk ben ik zelfs eens met zijn reactie, het was maar het opperen van een denkrichting. Waar het mij om gaat, de vraag is: bent u bereid om nog verder te denken over hoe wij optimaler de burger kunnen taxeren die het wél met de besluitvorming van de gemeente eens is? We moeten in gesprek blijven met de burger die het niet met onze besluitvorming eens is, alstublieft, doe dat, dat is een hele goede zaak. Maar daar ging mijn opmerking niet over. Mijn opmerking gaat alleen over de helderheid, ook naar de burger die het niet met ons eens is, hoe de getalsverhoudingen liggen. Daar speelt men nogal meeop dit moment Voorzitter, een enkele andere opmerking, over kinderopvang. De wethouder welzijn is duidelijk, hij zegt: op dit front ligt de verantwoordelijkheid bij de ouders, als het om kinderopvang gaat en ligt de verantwoordelijkheid niet bij de overheid om te beoordelen of dit een welzijnsgegeven is dat men gebruik kan maken van deze voorziening of niet. Het aardige is dat hij daarna, als het gaat om het ouderenbeleid, zegt: de gemeente mag nu bepalen hoe we daar richting aan geven, aan dit stukje financiën. Wat het CDA dan wat paternalistisch noemt. Dus, met andere woorden, op het ene punt zegt u: laat die ouders alsjeblieft verantwoordelijk zijn en laten wij ons niet bemoeien met het stukje van de verantwoordelijkheid van de gemeente als het gaat om het bekijken: is dit welzijnsgeld of is dit geen welzijnsgeld? Op het andere punt zegt u: laten wij dat nu maar zelf bepalen. Misschien dat u daar nog wat meer duidelijkheid over kunt geven. In ieder geval blijft voor mij overeind dat als ouderen zeer duidelijk aangeven dat zij cursussen wensen die passen in de sfeer die zij herkennen en via een instelling die zij herkennen, waar ze zichzelf in herkennen, dat het wat ons betreft een goede zaak is. We hebben, toen we het plan WELzijn zal ons een ZORG zijn aannamen hardop

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1993 | | pagina 213