13 oktober 1993 - 5 - dat wij als college ook een eigen verantwoordelijkheid hebben en vanuit die verantwoordelijkheid ook onze eigen terminologie hanteren. De brief met de bijlage, het motie-overzicht dat wij u hebben aangeboden, daarvan sluit ik niet uit dat die wordt ingezonden bij de jury die de ambtelijke stijl en het taalgebruik zal gaan beoordelen. Ik denk dat dit stuk een hele goede kans maakt om in de prijzen te vallen, qua duidelijkheid. Wethouder MENNEVoorzitter, het was juist op een misschien wat onverwacht moment, een manifest van een hechte ondersteuning van de collegepartijen, samenwerking met het college. Mevrouw Blommers heeft die voorzet gegeven en de fractievoorzitters hebben de bal ingekopt. Ik hoop dat vanavond Erwin Koeman ook een dergelijke gelegenheid, mogelijkheid goed zal benutten. Mevrouw BLOMMERS (WD)Moet ik dit als een serieus antwoord op mijn serieuze vragen beschouwen? Wethouder MENNEJa, ja, natuurlijk. Mevrouw BLOMMERS (VVD)Zou u zich dan willen bepalen tot die vragen? Wethouder MENNENatuurlijk is dit een serieuze beantwoording. VOORZITTER: De wethouder was nog niet klaar, mevrouw Blommers. Wethouder MENNEDe verschillende moties, voorzitter, dat is door anderen ook gezegd, worden in verschillende termen onder het kolommetje "standpunt college" beantwoord. Dat lijkt mij ook correct, omdat er inderdaad ook subtiele nuanceverschillen zijn. Waar gestemd wordt, geven we dat ook aan, dat we daar dus liever hebben dat er gestemd wordt. Waar wij er de voorkeur aan geven om dat niet te doen, zeggen we: daar pleiten we dan ook niet voor. Indien we resoluut zijn in afwijzen, dan hebben we dat ook gemeld. Indien er het bezwaar is dat er toch vooraf, kennelijk dan, wat milder naar die moties is gekeken die door de collegepartijen zijn aangereikt, dan is dat mogelijk. Dat geef ik ook toe. Als je het geheel overziet van de veertig moties, is dat op deze wijze ook gebeurd. Ik wil echter wel hier benadrukken dat het college niet te star hierin wil zijn en bij de stemming ook de vrijheid heeft gelaten -daar is ook al even op ingegaan- om daar per collegelid op te reageren bij de stemming. Dat moet dus ook niet te star worden opgevat. Wat betreft de verhoging van de OZB. Ik heb inderdaad een zeer serieus en streng verhaal gehouden, verwijzend naar Binnenlands Bestuur van onlangs, waar blijkt dat gemeenten die geen groeigemeenten zijn of worden, geen kerngemeenten zijn, geen streekvoorziening hebben of nauwelijks, zoals Soest, wel eens een grote satellietgemeente is, dat die niet ervan uit moeten gaan dat we in de komende jaren evenveel uit het gemeentefonds zullen verkrijgen. Maar het is wel zo natuurlijk, dat indien nu aangegeven wordt door de indieners van: we kunnen het daaruit betalen, er bovendien nog gecreëerd wordt, zoals de heer Boerkoel net terecht aangaf, extra ruimte, dan komt de situatie natuurlijk weer wat anders te liggen. Het tweede punt wil ik nog even duidelijk naar voren brengen, dat wanneer de raad duidelijk in meerderheid laat weten dat hij toch een andere gedachte daarover heeft, in sommige gevallen als het structureel is.... We hebben het nagegaan en ook in structureel opzicht is het niet zo dat we meer tekorten, dat dus de moties met structurele gevolgen, meer tekorten ten gevolge hebben dan we op dit moment zouden hebben. Vandaar dat het college zich daar dan ook niet tegen verzet Heer WITTE (GGS)Het zou toch logischer zijn als u de tekorten probeerde te dekken, dus dat je dat niet als de situatie daar is om inderdaad iets te doen in positieve zin voor je negatieve tekort, om dan.... Dat blijft toch staan? Wethouder MENNEInderdaad, ik ben niet volledig geweest. Als we kijken naar de moties met incidentele gevolgen, dan is het zo dat daar toch nog een ruimte over is, incidenteel geld, dus even gericht naar de algemene reserve. We hebben afgesproken dat drie miljoen van de algemene reserve buffer moet blijven. Indien we dat aanhouden, dan is er toch nog 1,6 miljoen ongeveer, minus 795.00,=, dus zeg 600.000,= incidenteel over. Bij de moties met

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1993 | | pagina 230