13 oktober 1993
- 50 -
ment van de WD, wij het daarmee eens kunnen zijn. Het punt dat wij al een
flinke tijd, meer dan een jaar, regelmatig met elkaar een A-tje aangeven voor
de kinderwerker of de halve kinderwerker op de Kinderboerderij en we eigen
lijk ook met z'n allen weten dat als we de discussie zometeen gaan voeren
over herschikking van middelen voor het welzijnswerk in Soest, dat dit door
vrijwel alle fracties zal worden gesteund. Eigenlijk zouden wij formeel strak
willen vasthouden aan de lijn die we de hele middag hebben vastgehouden, maar
in dit geval willen we dan die ene uitzondering op de regel maken. Wij wensen
het amendement te steunen, omdat het volgens ons alleen een formeel procedu
rele zaak is dat we dat zouden willen uitstellen, terwijl aan de andere kant
duidelijk is hoe de discussie bij de voorjaarsnota in dit geval zal
uitpakken
Heer KRIJGER (WD)Ik wil toch graag wat meer informatie van de heer Kingma.
Wat net genoemd wordt door de heer Jansen van: manoeuvres, dat gevoel krijgen
we nu heel sterk. Heel juist, denk ik, is gesproken bij de begrotings
voorbereiding, de behandeling ervan in de commissies, wat actueel is en wat
niet. Er is aangesloten door de commissie welzijn op datgene wat het college
toen al vond minder belangrijk te zijn, toen al de afweging heeft gemaakt: de
sociale raadslieden. Toen is gezegd: dat kunnen we ergens anders voor
gebruiken. Toen zijn er discussies geweest om het te gebruiken zoals nu wordt
voorgesteld, alleen, niet met een omweg, want het mag nu eenmaal niet van het
ene potje in het andere potje, dus het moet terug in de algemene middelen.
Dat is nog maar een paar weken terug. Toen is niet door het college genoemd
dat er al andere aanwendingen aan zaten te komen voor het potje dat nog niet
was weggestreept, alleen nog het voorstel aan de raad om het weg te strepen
lag er. Dus het is nu wat lastig, vinden wij, dat nu ineens wordt ingebracht:
als je dat gaat doen, dan ben ik wat kwijt. Dat vind ik toch niet zo prettig
als het zo wordt gedaan. Voorop blijft staan, denken wij, dat bij de
afweging, verderop komt het nog terug, over WELzijn zal ons een ZORG zijn, er
een aantal instellingen zullen zijn waarvan wij denken: die zullen niet
minder gaan doen, maar meer. Er zijn er twee die ik eruit wil halen en ik
denk dat iedereen dat best zal kunnen onderstrepen, dat zijn er twee die
misschien meer zullen gaan doen voor WELzijn zal ons een ZORG zijn. Dat is de
Kinderboerderij, dus dan neem je gelijk een voorschot, een aantal zaken waren
al in gang gezet, dus die zal meer te doen gaan krijgen als we de lijn
doortrekken van WELzijn zal ons een ZORG zijn. We hebben ook de kinderopvang.
Verwar het niet met peuterspeelzalen, dat is een veel wijdser begrip
geworden. Ook die krijgen een veel bredere invulling. Bij de discussie over
de nota WELzijn zal ons een ZORG zijn zullen daar middelen voor worden
vrijgemaakt. Alleen, we vinden het een zeer onduidelijke discussie worden als
we heel concreet iets waar men al jaren op wacht, door allerlei manoeuvres nu
weer uit gaan stellen. Het wordt ontzettend onduidelijk en ik denk dat we nu
een keer duidelijkheid moeten geven. We vinden dat, los van de discussie over
WELzijn zal ons een ZORG zijn, een afweging gemaakt kan worden dat die
kinderwerker er moet komen. We kunnen nu aangeven welke middelen daarvoor
gebruikt kunnen worden, via de algemene middelen en weer terug. Dan komt er
op een gegeven moment een discussie over kinderopvang en bij die discussie
hoort gewoon het beslag van middelen, algemene middelen, dat nodig is om de
kinderopvang te laten uitgroeien zoals bedoeld in de nota WELzijn zal ons een
ZORG zijn. Daarom denken wij dat er nu helderheid moet komen.
Wethouder KINGMA: Ik heb op geen enkele manier proberen te betogen dat we met
de bijzondere bijstand het aantal kindplaatsen zouden moeten uitbreiden. Daar
gaat het niet om. Het gaat erom dat de gemeente, in dit geval de afdeling
sociale dienstverlening simpelweg een contract sluit voor twee plaatsen. Dat
is heel anders dan uitbreiden in de discussie over het aantal kindplaatsen
dat er zou moeten zijn. Dat heeft niks met elkaar te maken. Dat is net zoiets
als dat de gemeente als werkgever zegt: voor ons eigen personeel hebben we er
acht, tien of twaalf nodig. Niks anders dan dat, alleen in dit geval gaat het
om de cliënten van de afdeling SDV. De heer Krijger zegt verder: had u het
niet eerder aan kunnen kaarten? Ik denk -zo heb ik in ieder geval de
discussie in de raadscommissie beleefd- dat de discussie simpelweg over de
vraag ging: hebben wij als gemeente behoefte aan het instituut sociale
raadslieden of niet? En niet over de discussie of we dan meteen het geld voor
iets anders gingen gebruiken. We hadden het simpelweg in een zakelijke