12 april 1994
- 9 -
reële mogelijkheden behoort;
dat de komende vier jaar "zware discussies in relatie tot noodzake
lijke bezuinigingen moeten worden gevoerd" (de heer Meilof)
dat drie wethouders te weinig is om alle politieke taken, die alleen
maar meer en ingewikkelder worden, goed te behartigen;
dat de vier commissievergaderingen, ondanks de grote-lijn-voornemens
van de heer Krol, alleen maar langer en zwaarder worden; niet alleen
voor de raadsleden, maar ook voor insprekers e.d., waardoor
diepgaande, inhoudelijke discussies nauwelijks mogelijk worden;
dat belangrijke zaken als informatiebeleid, voorlichting, media
beleid, onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening
en coördinatie veiligheidszorg nu ook politiek dakloos worden
(personeelsbeleid, automatiseringsbeleid e.d. waren het al);
dat de ratjetoe aan portefeuilleverdeling, zoals nu bekend is
gemaakt, rampzalig is voor een daadkrachtig bestuur, voor de
ambtelijke organisatie, voor Soester instellingen, voor de burgers
en voor de werkzaamheid van de raad;
dat aldus amper goed uitvoering gegeven kan worden aan WELzijn zal
ons een ZORG zijn, hetwelk volgens het beleidsprogramma 1994 - 1998
"met voortvarendheid" moet geschieden;
dat de behartiging van de Soester belangen, gelet op de verslech
terende financiële situatie, die om een zo breed mogelijk gedragen
college vraagt, ondergeschikt wordt gemaakt aan machtspolitiek;
dat de beoogde marginale bezuiniging (de zogenaamde voorbeeldfunctie
van de heer Boerkoel) niet in verhouding staat tot de te verwachten
schade
besluit
alsnog over te gaan tot de benoeming van vier wethouders uit ten
minste vier politieke partijen en het creëren van een evenwichtiger
portefeuilleverdeling
en gaat over tot de orde van de dag.
W.R. Meilof, GPV/SGP/RPF
J. Visser, Groen Links/Progressief Soest
J.M. Swinkels, D66
H.L. Witte, Gemeentebelangen Groen Soest
J.A.Baks, BAM
VOORZITTER: Tot zover de inhoud van de motie. Voordat ik de motie in stemming
breng, vraag ik eerst wie er verder in deze eerste termijn het woord
verlangt. U kunt dan tevens reageren op de inhoud van deze motie. De heer
Krijger heeft het woord.
Heer KRIJGER (WD)Mijnheer de voorzitter, als ik de raad rondkijk, dan denk
ik dat er maar één raadslid is dat de komende jaren prozaïsch iets kan
vertellen en dat zal de heer Visser wel zijn, vanuit de stoel waar hij nu
zit, denk ik. Ik neem ook aan dat als hij praat over «de Praagse lente» dat
hij daar een stukje uithaalt. Dat is een discussie die we vaker hebben, je
haalt een stukje uit een verhaal en dat gebruik je omdat het je op dat moment
uitkomt. Maar als ik het me dan herinner op mijn manier, dan kwam de Praagse
lente vlak voor de winter. Dat is een verkeerde volgorde. Dat wil zeggen dat
we nog een slechte tijd te gaan hebben, een moeilijke tijd. Een moeilijke
tijd die er ook mee te maken heeft dat een aantal partijen denken dat je
sneller tot een concreet voorstel kunt komen dan als je praat met een groot
aantal mensen. Als ik kijk naar de ondertekenaars van de motie, dan heeft een
deel daarvan -en niet het geringste deel- geeneens het beleidsprogramma
ondertekend. Dat geeft eigenlijk al de waarde aan van de motie, die wij dus
wat betreft de integriteit en de bedoeling respecteren, maar het gedragen
zijn is niet aan de orde althans te weinig aan de orde. Dat vinden we kwalijk
en dat is nu net precies het bewijs -als je het zo mag noemen- of de
motivatie voor een aantal partijen, die vinden dat het moeilijk gaat worden,
we zullen de samenleving wat offers moeten vragen, we gaan een sobere
samenleving tegemoet, we zullen zuiniger moeten worden of al zijn, we zullen
harder moeten werken met meer inzet. Dat vragen wij al jaren, ook al van het
vorige college en daarvoor van het ambtelijk apparaat en na verloop van tijd
past daarop dat een politiek bestuur de verantwoordelijkheid neemt om te
zeggen: we hebben nu gevraagd om met minder mensen hetzelfde of meer te gaan