26 mei 1994 - 19 stemmingen vangen aan bij nummer 9, de heer Plomp. Het gaat er dus over of het amendement, zoals door mij voorgelezen, door u wordt aanvaard of verworpen. de heer Plomp, tegen; de heer Krol, tegen; de heer Van Logtenstein, tegen; mevrouw Tomassen, tegen; mevrouw Huberts, tegen; de heer Meilof, voor; de heer Jansen, tegen; mevrouw Swinkels, tegen; de heer Van Wuijckhuijse, tegen; de heer Visser, tegen; de heer Anderson, tegen; de heer Witte, tegen; mevrouw Hartering, tegen; de heer Glastra, voor; de heer Krijger, tegen; de heer Boerkoel, tegen; de heer Baks, voor; mevrouw Stekelenburg, tegen; de heer Zwaanenburg, tegen; mevrouw Blommers, tegen; de heer Van den Breemer, tegen; de heer Brunekreef, tegen; de heer Ten Hove, tegen; de heer Lokker, tegen. Het amendement is verworpen met 21 tegen 3 stemmen. Mag ik aannemen dat de raad met het raadsvoorstel kan instemmen? Heer VISSER (GL/PS)Ik wil graag aangetekend hebben dat mijn fractie tegen is, maar niet om dezelfde reden als de heren daar. VOORZITTER: Ik beschouw dit als stemverklaring. Uw fractie is dus tegen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, met de aantekening dat de fractie van Groen Links/Progressief Soest geacht wil worden tegen te hebben gestemd. 6. Voorstel tot het vaststellen van het jaarverslag 1993 in het kader van het Bijdragenbesluit openbare lichamen Wet milieubeheer. Heer ZWAANENBURG (CDA)Voorzitter, mijn fractie kan zich volledig vinden in uw voorstel en vraagt slechts aandacht voor een korte kritische, misschien wel ironische opmerking in de laatste alinea. U schrijft daar: "Aan dit raadsvoorstel zijn op zichzelf nauwelijks milieu-aspecten verbonden." Ik had daar graag een vraagteken achter gezien, want die zijn er vast wel. U vindt dat blijkbaar zelf ook, want u merkt dan volstrekt terecht op: "Hooguit mag opgemerkt worden dat (zeker landelijk bezien) wel erg veel tijd gaat zitten in de gedetailleerde wijze waarop de minister geïnformeerd wil worden." Niet alleen erg veel werk, veel ambtelijk medewerkers zullen weer enorm veel, een lawine van rapporten en dergelijke moeten gaan schrijven, die moeten ook gelezen worden, die moeten dan ook weer beantwoord worden. U had het best nog wat sterker mogen opmerken, voorzitter, want hoe goed het milieubeleid op zich ook is, waar op dit moment onze minister met zijn naaste medewerkers bezig is ten aanzien van rapportage, dat rijst aan kritische zaken toch wel de pan uit. Die opmerking wilde ik maken, nogmaals, wij gaan akkoord met uw voorstel. Mevrouw SWINKELS (D66)Voorzitter, ik wil de commissie milieu niet overdoen, we hebben daar uitvoerig over gesproken. Wel zou ik het toch prettig vinden wanneer uw college deze voortreffelijke resultaten wat het milieu betreft van Soest wil continueren, te starten met op een zo snel mogelijke manier een overzicht van datgene wat wij gaan doen met de gelden die de minister vorige week heeft bestemd voor het gemeentelijk milieu beleid. Dat zijn de zogenaamde VOGN-gelden, om weer eens een nieuwe afkorting te gebruiken en niet alleen met BUGM en FUN te werken. Ik zou dolgraag van de wethouder op korte termijn horen wat hij voor keuze doet namens het college voor de gemeenteraad van Soest en voor heel Soest op het terrein van de negen milieutaken, waaruit we mogen kiezen omdat we het in Soest al zo goed doen. Ik wil u dan speciaal aandacht vragen voor de lokale agenda 21, gebaseerd op de VN-resolutie die wij ondertekend hebben als Soest en die in Rio vorig jaar is aangenomen. Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, de opmerking van de heer Zwaanenburg neem ik mee. Daarvan akte. Mevrouw Swinkels refereert aan de wenselijkheid dat dit college dezelfde inzet heeft, dezelfde resultaten boekt als het vorige college. Daar zetten we ons voor in. Als u zegt: kan ik op korte termijn eens vernemen hoe wij ten opzichte van de negen milieutaken staan, dan zou die korte termijn vanavond kunnen zijn, maar dat gaat me wat ver.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1994 | | pagina 200