15 september 1994
- 12 -
Daarom, zakelijk, onze emoties ondergeschikt makend aan een afweging op
basis van de werkelijke feiten, de mening van mijn fractie, punt voor punt,
ook al omdat bij een mogelijke beroepsprocedure -als aangegeven door het
college- juiste en aantoonbaar onjuiste informatie aan de orde zal komen.
Een bouwondernemer/projectontwikkelaar -het hangt van de BV-naam af wie je
tegen kunt komen- dient een bouwplan in, waarbij als eigenaar van de grond
deze bouwondernemer wordt genoemd. Op dat moment was deze informatie
onjuist, zoals later zou blijken. Ik duid hier op de aanvraag van 29 mei
1989. Deze aanvraag werd door de gemeenteraad op 12 juli 1990 -ook na
verkiezingen- afgewezen. Daarna is, met een periode van vier jaar in het
vooruitzicht, iets nieuws geprobeerd. Niet opbouwend, maar onder druk,
steeds een paar steentjes van de plannen af. Het college (ik bedoel hiermee
het college 1990-1994) stelde nadere randvoorwaarden. Er werd niet aan
voldaan, er kwam geen draagvlak voor, er werd weer overlegd, er werd weer
een beetje veranderd, het was onvoldoende, hardnekkigheid van de zijde van
de aanvragers. Ook het draagvlak van het vorige college was onvoldoende om
de plannen te laten accepteren. Tot er na bijna 3jaar, in het zicht van
de verkiezingen, een initiatiefvoorstel werd aanvaard om de verkeers
situatie als sluitstuk te gebruiken voor een politieke aanvaarding van het
gewijzigde plan. Let wel, op een moment dat volgens het procedureschema van
het college de bouwvergunning al verleend had kunnen worden. Kijkt u maar
in Op 't Hoogt van 20 januari 1993. Daarin lag, als was voldaan aan de door
het college vastgestelde randvoorwaarden, al opgesloten dat de bouwvergun
ning in december verleend zou zijn. De politiek kan men geen gebrekkige
besluitvorming verwijten. Dat geldt ook voor de partijen die toen het
draagvlak voor het toen zittende college vormden. Tot dat moment was er
immers een draagvlak voor de besluitvorming als aan voorwaarden was
voldaan, waarop de WD-fractie echter geen of nauwelijks invloed kon
uitoefenen. Diegenen die in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor de
juiste kwaliteit van een aanvraag, moeten hun verantwoordelijkheid niet
afschuiven op de politiek. Ik verwijt hen arrogantie ten aanzien van de
politiek, ik heb gehoord dat sommigen wel eens hebben gezegd "ach,
dorpspolitiek in Soest".
De besluitvorming inzake het bouwplan De Lindenhof was weer vertraagd, was
weer onderdeel van verkiezingen, waarbij standpunten aan inwoners van Soest
worden voorgelegd en waarover wordt gestemd 1 Standpunten die met andere
standpunten tot gewijzigde krachtsverhoudingen hebben geleid, tot een
wijzigend draagvlak, volgens onze democratische normen. Toch werd na die
verkiezingen met de gewijzigde krachtsverhoudingen in beeld, een voorlopig
besluit genomen. Voorlopig, omdat de jurisprudentie uitwijst dat dat
besluit van 17 maart met het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar,
niet een finaal besluit kon zijn. De voorgaande punten van deze raadsagenda
geven aan dat ook dit college dat weet, dat het niet kan. Dat besluit van
het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar, behoeft nog de legitima
tie, de bevestiging, zoals de Wet op de ruimtelijke ordening voorschrijft.
Immers, bij uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de
Raad van State inzake een beslissing in de gemeente Vledder, werd nog eens
bevestigd dat al vanaf de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet op de
ruimtelijke ordening het verlenen van een bouwvergunning na ontvangst van
een verklaring van geen bezwaar geen automatisme is, maar dat men na die
verklaring de afweging moet maken of die vrijstelling gerechtvaardigd is.
Een recht dus, een verplichting beter gezegd, van deze raad. Aan de
uitspraak van de raad van 17 maart -in een andere samenstelling- kan men
geen rechten ontlenen. Die afweging moet de raad van Soest nu maken,
immers, de verklaring van geen bezwaar is niet inhoudelijk. Zoals het
college van gedeputeerde staten schrijft: "Binnen het kader van de Wet op
de ruimtelijke ordening zijn wij gehouden om te bezien of aan de wettelijke
eisen ten aanzien van het volgen van de anticipatie-procedure is voldaan.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 19a, lid 5 van voornoemde wet zijn
reclamanten in de gelegenheid gesteld De inhoudelijke afweging blijft
dus voorbehouden aan de gemeenteraad van Soest. Het resultaat van die
afweging, een concreet besluit, zal voor uitvoering worden overgelaten aan
het college van burgemeester en wethouders.
Dan nu de inhoudelijke afweging van mijn fractie. Een afweging die een
consequente opstelling betekent. Immers, in tegenstelling tot bij een
gebruikelijke bestemmingsplanprocedure, is er niet voldaan aan de vereiste