20 januari 1994 - 14 - Mevrouw STEKELENBURG (PvdA) Voorzitter, in de commissie financiën heeft de heer Boerkoel op dit punt een aantal naar mijn idee rake opmerkingen gemaakt. Wat is feitelijk aan de orde? Er zijn in de gemeente Soest een aantal standplaatsen voor de ambulante handel te vergeven. En plotseling gaat het college daarvan afwijken. Soesterberg krijgt minder standplaatsen dan ze had en ook minder dan er in Soest te vergeven zijn. Nu kan je zeggen: Soesterberg is een zelfstandige wijk, dat deel ik, dus in die zin heb ik daar best begrip voor. Maar waarom is het nu gekomen? Omdat het advies dat de Kamer van Koophandel heeft uitgebracht nadrukkelijk spreekt van: er zou mogelijk sprake van kunnen zijn dat de laatste zelfstandige ondernemer in Soesterberg, die daar gevestigd is met een zelfstandige winkel, de dupe dreigt te worden van het standplaatsenbeleid, met name in die branche. Het verbaast mij dat wij als raad akkoord zijn gegaan, nog niet zo erg lang geleden, met een forse uitbreiding van één supermarkt en het vergroten en moderniseren van een tweede supermarkt in Soesterberg. Op dat moment hebben we ons best gereali seerd dat als je een supermarkt ruimte geeft om uit te breiden, dat het tevens inhoudt dat daarmee een zelfstandig, zou je haast kunnen zeggen, winkeltje ontstaat in die supermarkt waar een maximum aan artikelen te krijgen is, die ook bij de zelfstandige ondernemer aan de overkant te krijgen zijn. Waarom, dat is de logica die ons ontgaat, zou het zo zijn dat als die laatste zelfstandige ondernemer er niet meer is, dan blijven er twee super markten over, er weer wel een standplaats in een bepaalde branche bij mag komen en waarom zou dat niet kunnen als het gaat om die laatste zelfstandige ondernemer? Daarnaast heeft u in uw advies iedereen gevraagd, iedereen «met verstand van zaken», maar u heeft niet de consument om een mening gevraagd. Die consument is wel degelijk partij als het gaat om wat hij of zij op dat dorp wil zien. Voorzitter, dan spelen er nog een aantal andere elementen in mee. Dat is met name het feit dat wij naast het feit dat we winkels kennen, ambulante handel in de zin van marktkramen, ook nog mensen hebben die met diezelfde branche langs de deur komen. Onder welke categorie vallen die mensen dan? Moet je die dan ook zeggen: u mag niet meer langs de deur, want u brengt daarmee dus de zelfstandige ondernemer in moeilijkheden? Gaat u daar binnenkort ook de vergunning van weghalen? Dat antwoord zou ik in ieder geval van u willen weten Een ander punt is heel nadrukkelijk dat er aanvankelijk was gekozen voor een locatie tegenover de supermarkt. De supermarkt zegt -begrijpelijk- wij hebben zoveel parkeerruimte nodig en dat betekent dat de kraam die u nu toebedeelt aan de Rademakerstraat daar niet kan komen. Op zich juist. Maar vervolgens verplaatst u hem naar een ander deel van die straat, tegenover nummer 17, zo staat het in uw voorstel. Dat betekent dat u daarmee wel vier of vijf parkeerplaatsen weghaalt. Terwijl degene die daar direct bij betrokken is, in dit geval het restaurant, niet door u op de hoogte is gebracht van het feit -althans, hij zegt tegen mij niet op de hoogte te zijn, dus ik vraag aan u: is dat door u wel gemeld?- dat daar nu twee dagen in de week een kraam komt te staan. Daarnaast speelt mee dat ook weer diezelfde supermarkt, de mensen althans die daar gaan winkelen, gebruik maken van die parkeerplaatsen, want het is werkelijk ernaast. Allemaal vragen aan u waar ik eerst antwoord op wil hebben Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Voorzitter, het GPV/SGP/RPF heeft eigenlijk bijna dezelfde opmerkingen als die van PvdA-zijde. Een sterke terugdringing van plaatsen stelt u hier voor. U motiveert het vanuit de bescherming naar de winkelier, terecht, vind ik zelf. Alleen, u gaat veel verder dan het beschermen van die winkelier waarvan er alleen een laatste is, want u stelt ook gelijk een absoluut aantal vast wat er nog mag komen. En dat is zó mini maal, als in de loop van de tijd een aantal mensen hun plaats opgezegd heeft, dat die eenvoudige Vietnamees die daar een plekje wil hebben -en zo kan ik nog wel een tiental dingen opnoemen- gewoon geen kans meer heeft, want die plek is bezet door een ander. Hij of zij zal niemand in de wielen rijden, hij of zij zal er alleen voor zorgen dat het winkelcentrum aantrekkelijk blijft voor de burger die daar komt en even tussendoor iets anders kan gebruiken, artikelen kan kopen die voor die tijd niet te koop waren. Die burger is niet eens geraadpleegd in dit geheel. Dus er ligt hier een plan voor dat inderdaad door de kenners en de beschermers van het bedrijfsleven getoetst is en tot een bepaalde besluitvorming gedwongen is waar ik niet gelukkig mee ben. In

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1994 | | pagina 28