10 oktober 1994
- 6 -
college als van de raad de nodige creativiteit en realiteitszin vragen als
het erom gaat het gemeentelijk huishoudboekje sluitend te krijgen, gezien
de financiële beperkingen die de rijksoverheid ons dreigt op te gaan
leggen. Wij hopen echter niet dat die creativiteit zodanig zal worden benut
dat altijd maar weer als eerste wordt gegrepen naar een middel dat al jaren
voorhanden ligt, namelijk directe lastenverhoging voor de burger. Bezinning
is nodig, dat zeker, maar wij zijn van mening dat allereerst de hand in
eigen boezem dient te worden gestoken. Dat kan onder meer door af te zien
van dure en grootschalige prestige-objecten, zoals bijvoorbeeld de rondweg
om de noord of niet-noodzakelijke hoogbouw in Soest-zuid. Kolossale
bouwwerken passen nu eenmaal niet in een gemeente die «Soest Natuurlijk»
pretendeert te zijn. Wat dat betreft kunt u van BAM eveneens de nodige
creativiteit verwachten.
Dank u wel, voorzitter, ik heb nog elf seconden.
VOORZITTER; Dat is juist. Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de fractie
van Gemeentebelangen Groen Soest.
Heer WITTE (GGS); Voorzitter, wat ons op dit moment nog het meest veront
rust in Soest, zijn de ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke
ordening. Eind 1992 is de structuurvisie vastgesteld. Daarin is, na avonden
van discussie en inspraak, besloten dat Soest tot het jaar 2010 zou kiezen
voor een afrondingsscenario. Raadbreed, met uitzondering van de Partij van
de Arbeid, is toen uitgesproken dat de ruimtelijke mogelijkheden voor
nieuwbouw in Soest ten einde lopen en het daarom van het grootste belang is
om een aantal structurele problemen in Soest aan te pakken. Met de keuze
van nieuwbouwlokaties bij Braamhage, Boerenstreek en Jachthuislaan, plus
inbreiding in het bestaande stedelijk gebied en uitbreiding van het
industrieterrein bij Nieuwegracht, moeten we ervan uitgaan dat meer dan
tweederde van de inwoners en het aantal arbeidsplaatsen ook in de verre
toekomst aan de kant van het veen blijven gevestigd.
Voorzitter, sinds een aantal jaren wordt er van vele zijden op gehamerd dat
een duurzame samenleving zonder verspilling van eindige grondstoffen niet
kan worden bereikt als we doorgaan met de traditionele effectgerichte
aanpak van de diverse milieuproblemen. De enige uitweg ligt in een overstap
van een effectgerichte naar een brongerichte aanpak van die problemen. Onze
woonplaatsen moeten zelf milieuvriendelijk worden. Een van de grootste
problemen die de leefbaarheid in Nederland en ook in Soest bedreigen, is
het autoverkeer. Voor de korte ritten binnen de woonplaats wordt daarom
allerwegen vanuit de planologie gepleit voor het stimuleren van het
fietsgebruik en openbaar vervoer, onder gelijktijdige afremming van het
autogebruik. Door het hoogteverschil van de Eng tussen oost en west van
Soest zijn de voorwaarden voor de verschuiving van auto naar fiets op die
route ongunstig. Dat uit zich ook in een aanzienlijk hoger aantal gemiddeld
gereden kilometers binnen Soest dan elders. Voor de verkeersketen is het
daarom belangrijk dat goed gespreide supermarkten blijven bestaan en een
aantal centrumfuncties naar de kant van het Soesterveen worden verplaatst.
Verder uitbreiden van de centrumfunctie aan de Van Weedestraat valt daar op
geen enkele manier mee te rijmen en staat als het ware borg voor een
verdere toename van de verkeershinderBovendien was bij de vaststelling
van de structuurvisie wat betreft de winkelgebieden expliciet afgestapt van
de oude wens om te komen tot een realisatie van één hoofdwinkelcentrum. De
beschikbaar gestelde ruimte, die overigens distributie-planologisch gezien
niet aanwezig is, zou al naar gelang de ruimtelijke mogelijkheden over de
diverse winkelgebieden worden gespreid. Inmiddels merken wij dat, zonder
dat daar een fundamentele discussie over heeft plaatsgevonden, achter en
voor de schermen hard gewerkt wordt aan het optuigen van de Van Weedestraat
als hoofdwinkelcentrum. Als er dan jaar in jaar uit obligate teksten worden
uitgesproken over de groeiende kloof tussen bestuur en bevolking en beloofd
wordt te zoeken naar een betere communicatie met die burger, verzuchten wij
dat de theorie en de praktijk in Soest haaks op elkaar blijven staan. Welke
burger kan nog vertrouwen hebben in een bestuur dat zo in het volle
daglicht van kritisch insprekende burgers zaken vastlegt en vervolgens in
volle vaart aan ontwikkelingen gaat werken die volkomen in strijd zijn met
die afspraken? Voorzitter, wij vertrouwen het in ieder geval niet meer. Wij
krijgen allerhande aanwijzingen dat nu reeds veel ambtelijke en bestuur-