10 oktober 1994
- 20 -
nog niet zo lang geleden besloten heeft de werkgroep die op dat terrein
bezig was, stop te zetten en de taken die de werkgroep had aan de commissie
gezondheidszorg over te dragen. Die gaan daarmee aan de slag en het is nu
nog te vroeg om daar al conclusies uit te trekken. U begrijpt dat wij niet
op uw voorstel ingaan om dan toch weer een stuurgroep verslavingspreventie
in te stellen.
Dan kom ik bij het hoofdstuk onderwijs. Daar is door een aantal fracties
over gesproken, in de eerste plaats door de fracties WD, D66, Partij van
de Arbeid en CDA, die positief al hebben gereageerd op het voornemen van
het college om het komende jaar te komen met voorstellen ten aanzien van
«besturen op afstand» ten aanzien van het openbaar onderwijs. Als het goed
is bent u al in het bezit van een uitnodiging voor 26 oktober a.s., dan
gaan wij voor het eerst met alle betrokkenen over dit onderwerp uitgebreid
spreken. U zult begrijpen dat ik op grond daarvan nu nog niet met concrete
voorstellen kan komen. Wij zullen daar de betrokken groeperingen bij
betrekken.
De fractie van de Partij van de Arbeid vraagt vervolgens -ik heb althans zo
hun tekst geïnterpreteerd- inzake de oprichting van één nieuwe openbare
basisschool in Soest, die zij dan heel goed zouden willen toerusten met
alles wat maar mogelijk is. Ik moet daar op antwoorden dat dat helaas niet
mogelijk is, althans naar mijn mening, want voor het stichten van een
nieuwe openbare school in de gemeente Soest moet wettelijk uit een prognose
blijken dat die school door ten minste 222 leerlingen zal worden bezocht en
dat gedurende 20 jaar dat getal minstens haalbaar zal zijn. Daarbij mag je
nog niet eens meerekenen de leerlingen die uit de directe omgeving van
andere scholen eventueel overgaan naar deze nieuwe school.
Het CDA zegt: betrek ook de bijzondere scholen bij het overleg over de
nieuwe structuur. Ik weet niet of dat moet. Het is primair een zaak van ons
als openbaar schoolbestuur om met de openbare scholen deze zaak te regelen.
Ik geloof dat het omgekeerde ook niet is gebeurd. Als dat wel zo is, dan
kunnen we er nog eens over nadenken.
Het CDA merkt vervolgens op dat het zorgwekkend is dat de rijksvergoeding
«andere voorzieningen» niet de lokale uitgaven dekken. Wij delen die zorg,
we zijn het daarmee eens en in de risicoparagraaf, pagina A23 onderaan
vindt u ook aangekondigd wat wij van plan zijn, hoe wij daar tegenaan
kijken. We zullen alle zeilen moeten bijzetten om te zorgen dat het moge
lijk blijft om daar allemaal aan te voldoen.
Dan ten slotte, de fractie BAM die zegt: jammer dat Soest ten aanzien van
het gewest niet eerder heeft laten merken dat wij bezwaar hebben tegen het
besluit van de provincie. Nou, die constatering laat ik graag voor u. Wij
waren niet de enige die daar niet eerder op gereageerd hebben. In de
gewestraad is er in de laatste vergadering uitgebreid over gesproken, toen
is afgesproken -ik wil dat hier herhalen- dat wij nog eens rustig de tijd
nemen de komende weken om ons nog eens even te beraden welke ontwikkelingen
de beste zijn. Inmiddels heeft het college van B&W, gehoord onze eigen
commissie a.b.z. een bezwaarschrift ingediend en op zich geeft deze extra
ruimte de mogelijkheid om te vernemen hoe het nieuwe kabinet over dit
onderwerp denkt. In NRC van 6 oktober jl. heeft de nieuwe staatssecretaris
van binnenlandse zaken, mevrouw Van der Vondevoort al aangegeven dat op een
aantal punten ten opzichte van het beleid van haar voorgangster, staats
secretaris De Graaf-Nauta er een ander beleid gevoerd gaat worden. Ik
citeer, ik beperk me tot één punt: "Gemeenten en provincies moeten volgens
de staatssecretaris Van de Vondevoort een grootte kiezen waarbij zij alle
taken zelf kunnen uitvoeren. Een bestuurslaag daartussen vormt volgens haar
een bedreiging voor ons bestuurlijk bestel." Kort samengevat: sterke
provincies, sterke gemeenten. Wij zijn met de staatssecretaris in discussie
om daar nog meer over te vernemen en het kan best zijn dat we even moeten
wachten tot december, als de begroting van binnenlandse zaken wordt
behandeld, want dan zal ze ongetwijfeld tegenover de kamerleden daarover
verduidelijking moeten geven.
Ik dacht hiermee de vragen beantwoord te hebben. Ik schors nu de
vergadering voor vijftien minuten.
VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik ving een signaal op dat er een
misverstand over bestaat, het moet gewoon duidelijk zijn: u komt nu aan het
woord in tweede termijn en afhankelijk van de tijd zal het college meteen