10 oktober 1994
- 37 -
voortschrijdende inzichten, over eenzaamheidsbestrijdingHoe stelt u zich
dat nou voor?
Heer KROL (CDA)Was dat niet een dood vogeltje?
Heer VISSER (GL/PS): Ja, dat is ook een dood vogeltje. Want ik zie u nog
niet bij een oud mensje naar binnen gaan om haar eenzaamheid te bestrijden.
Dat kun je ook zonder geld doen, trouwens.
Heer KROL (CDA): Dat vind ik nu juist onjuist, mijnheer de voorzitter.
Juist in de visie zoals wij die altijd hebben neergelegd, is eenzaamheids-
bestrijding niet iets van alleen professionals, maar juist iets van
vrijwilligers. Dat zijn we met z'n allen en daar moet je alle mogelijke
middelen voor beschikbaar stellen om dat blijvend mogelijk te maken.
Heer VISSER (GL/PS): Ja, maar voordat u die middelen beschikbaar stelt, wil
ik eerst weten hoe u denkt die eenzaamheid te bestrijden en wat u er
eigenlijk onder verstaat. Dat is toch duidelijk?
Het Dorpshuis. Voorzitter, ik heb in eerste instantie al gezegd dat ik daar
een motie over zou indienen. Die ligt hier, misschien dat de bode de beide
moties van onze partij wil overhandigen aan het college, zodat ze dat
morgen goed kunnen bestuderen. Een daarvan gaat over het Dorpshuis in
Soesterberg, want de antwoorden die ik daarover kreeg van Ten Hove waren
toch vrij vaag. Hij verwijt eigenlijk het bestuur van het Dorpshuis dat ze
het te laat in de gaten hadden. Nou, dan moet u toch nog eens met de voor
zitter van het Dorpshuis gaan praten, want die heeft daar een uitgesproken
mening over. Ik ben bang dat de problemen van het zwartboek niet op deze
manier door u worden opgelost, vandaar onze motie.
Ook de antwoorden van de heer Van Logtenstein vond ik, zoals de heer
Krijger zei, tam en voorzichtig. Het CAI-bedrijf gaan we nog niet verkopen,
zegt hij. Nou, dat hebben we in de raad nog nooit besloten, want ik vind
dat je het CAI-bedrijf zo gauw mogelijk moet besluiten en dat we daarover
een behoorlijke discussie moeten voeren, niet alleen in de commissie, maar
ook hier in de raad. Vandaar dat ik een Mediaraad volkomen overbodig vind.
Ook ben ik teleurgesteld over de ruiters. Hij zegt: de politie doet daar
niet zoveel meer aan. Heb ik dat zo goed geïnterpreteerd? Dan denk ik, ja,
zit de politie dan achter zijn vodden dat ze er wel wat aan doen. Want ik
zie niet in hoe u het bestuur of de ambtenaren door die bossen wil laten
hollen om achter die ruiters aan te gaan, vooral niet in het weekend. Dus u
zegt wel dat u het ook vervelend vindt dat de politie er niet zoveel aan
doet, en dat het een probleem is, maar een echte oplossing van uw kant,
mijnheer Van Logtenstein, heb ik nog niet gehoord. Misschien straks dan.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Ik had u nog helemaal geen antwoord gegeven, dus
ik ben al blij dat u goed meeluistert. Ik had heel uitdrukkelijk gezegd dat
wij erop staan dat onze mensen in de bossen
Heer VISSER (GL/PS): Onze mensen in de bossen? Wie zijn dat? Kabouters?
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: We hebben ook nog een bosbaas, zo noemen wij
die
Heer VISSER (GL/PS): Die kunt u toch niet opdragen om achter die ruiters
aan te gaan?
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Dat kunnen wij wel, mijnheer Visser. We kunnen
die man natuurlijk de opsporingsbevoegdheid geven.
Heer VISSER (GL/PS): Dat is onzin, mijnheer de voorzitter.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Nee, dat is geen onzin. U wacht onze plannen
maar af, dan zult u zien dat het een goed plan is.
Heer VISSER (GL/PS): Nou, vergeet het maar.
Ik vind het jammer dat u niet bent ingegaan op mijn stellingen, die in Op
't Hoogt uitvoerig zijn gepubliceerd en die zo'n indruk op de heer Krijger