10 oktober 1994 - 45 - gesteld. Volgens ons staat er 30.000,= aan uitgaven en 20.000,= aan inkomsten. Geeft u die 30.000,= daadwerkelijk uit? Dat bedoelen we met kostendekkend Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Dan zou het kunnen zijn dat een deel van het verschil het gevolg is van de interne kosten, dat zijn de afdelingskosten die op zijn minst een 10.000,= zijn, inclusief de overhead, de nieuwe berekening van de toegedachte uren van de afdeling. Heer JOUSTRA (BAM): Ja, ik begrijp dat dat nu weer een ander antwoord is. Welk antwoord is nu juist, voorzitter? Graag woensdag dan, als het niet helemaal duidelijk is. Wethouder VAN LOGTENSTEIN; Als het anders moet zijn dan dit, wil ik daar woensdag wel op terugkomen. Van de BAM was er nog een vraag over de werkgroep afvalpreventie. In de afvalpreventie, de benadering, de methodiek, zeg ik toe dat wij alle instanties die daar ook maar enigszins mee bezig zijn, inclusief afvaloverlegorganen en inclusief het recent opgerichte provinciale afvalpreventieteam daarbij zullen betrekken. Het is een moeilijke theorie, het is nog moeilijker om het in de praktijk door te zetten, dus we zullen alles moeten doen om zo maximaal mogelijk onze doelstellingen te bereiken. D66. Oiftar. U daagt ons uit, mevrouw Swinkels. U zegt: u moet iets doen. Daarmee bedoelde u dat wij gevolg zouden moeten geven aan de lokroep van Oostzaan. Ik moet u zeggen dat Oostzaan Mevrouw SWINKELS (D66): Meer aan afvalpreventie in het algemeen. Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Ja, maar u bent in tweede instantie -dat is toch wel even voor de duidelijkheid- nogal ingegaan op Oostzaan. Ik vind dat we daar duidelijk in moeten zijn. Oostzaan heeft een dik rapport opgeleverd, daar is geen enkele misverstand over. Mevrouw SWINKELS (D66): Ik kan u wat besparen. Ik heb gezegd: in de ene gemeente gebeurt dit, in de andere gemeente dat. Overal zijn bezwaren tegen. In het algemeen vind ik de reactie te weinig levend. Oostzaan kan niet, dat wist ik wel, vanwege de hoogbouw. Maar er zijn andere methodes. Er achteraan zitten, dat is mijn inzet. Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, vergeef me dat ik er toch even op doorga. Ik mag aannemen dat als mensen vragen stellen, dat die vragen ook serieus bedoeld zijn. U zei tegen ons letterlijk: u moet iets doen. Dat betekent dat wij dus uit die rapportage van Oostzaan stukken zouden moeten halen die in Soest toepasbaar zijn. Ik moet u zeggen, tot mijn spijt, helaas, dat wij daar nu, op dit moment, geen gevolg aan kunnen geven, omdat er geen voordelen aan te wijzen zijn in de systematiek die in Oostzaan is toegepast. Het is zelfs zo dat de proef in Oostzaan nog gedurende zeker een jaar -in overleg met het ministerie- doorloopt. Het is een proef alleen in de laagbouw, laten we daar duidelijk in zijn. Ik heb dus geen enkele reden om op dit moment ten aanzien van de diftarproeven uit Oostzaan iets in Soest te gaan invoeren. Mevrouw SWINKELS (D66): Maar ik heb ook geen enkele reden om u daartoe te dwingen. Ik bedoel in het algemeen de afvalpreventie. Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Dan zijn we het misschien weer helemaal eens. Dan had u nog een tweede vraag gesteld, namelijk hoe lang het nog duurt voordat alle straten van Soest en Soesterberg van bomen zijn voorzien? Nou, dat hangt van de raad af. Er is een bomenplan, daarin staat heel uitdruk kelijk hoe we dat zouden kunnen en willen invullen. Het is een kwestie van geld en aangezien we in een tijd zitten die toch beheerst wordt door gebrek aan middelen, mag u niet van ons verwachten dat plotseling alle prioriteit naar dat aspect zou gaan. Ik ben al blij, dat zeg ik uit de grond van mijn hart, als wij het plan zoals het er ligt, kunnen uitvoeren. Mevrouw SWINKELS (D66): Ik heb letterlijk gevraagd: hoe lang duurt het nog?

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1994 | | pagina 346