12 - 15 december 1994 - 13 - aangegeven hoe wij over deze problematiek denken, hebben wij u gezegd: er lopen nu eigenlijk twee dingen door elkaar heen, enerzijds een discussie over de Van Weedestraat met daaraan gekoppeld de parallelroute nummer 1, om het zo maar even te noemen, en daarnaast in uw voorstel nummer 2 een onderzoek naar de functie van de N221 binnen onze gemeente. U zegt dat dat op twee manieren kan, dat kan langs de spoorlijn of het kan langs de route Ossendamweg/Vondellaan/Koningsweg. U zegt dat u binnen zes tot negen maanden daarover, in overleg met de provincie, de regio en met buurgemeen ten, meer duidelijkheid hebt. Ik heb u in die commissievergadering heel expliciet gevraagd: college, wilt u mij dan in uw brief zoals u die meestal voor de raadsvergadering naar ons stuurt, dan eens aangeven hoe u dat denkt te doen? Er komt op een gegeven moment een soort besluit uit, er komt een visie van de provinciale overheid op ons wegenverhaaler komt een visie over waar een eventuele parallelroute, rondweg, of wat we het dan ook op dat moment ook durven noemen, zou moeten komen te liggen. Op dat moment kan er dus een situatie ontstaan dat wij bijvoorbeeld met de NS al heel ver zijn in ons overleg over een tunneltje hier of een tunneltje daar. Ik heb u gevraagd: bent u bereid schriftelijk -dat is u dus niet gelukt, maar dan toch op zijn minst vanavond in beantwoording van de eerste termijn- toe te zeggen dat alles wat u in de komende maanden doet en onderneemt, zowel planologisch als financieel, als in overlegsituaties, niet zodanig zal zijn dat de uitkomsten van het overleg met provinciale en regionale overheden dat kunnen doorkruisen. Met andere woorden: doet u in die komende zes tot negen maanden niks onomkeerbaars als het gaat om overleg met provincie en regio. Pas nadat u op die concrete vraag een antwoord hebt gegeven, wil ik in tweede termijn antwoord geven op alle andere punten die in uw voorstel zijn genoemd. VOORZITTER: Alle fracties zijn geweest, dan is het woord aan wethouder Ten Hove Wethouder TEN HOVEVoorzitter, alvorens in te gaan op de verschillende specifieke vragen die in eerste termijn gesteld zijn, heb ik ook behoefte om toch ook vooraf een aantal algemene opmerkingen te maken. In de eerste plaats: zoals in de brief aan de raad nog eens verwoord is -en anderen hebben dat ook al gezegd- heeft de hoofdwegenstructuur veel pennen en tongen in beweging gebracht. Dat zal ook nog wel zo blijven, verwacht ik. Daarbij is het goed om vast te stellen dat er naast verschillen van mening ook punten van overeenstemming zijn. Wat mij betreft blijven we er ook naar streven om op zoveel mogelijk punten overeenstemming te bereiken. De verkeersproblematiek in Soest is niet nieuw. Mevrouw Stekelenburg gaf in haar verhaal al aan dat veel gemeenteraden zich daar in de afgelopen periode al mee bezig hebben gehouden. Het is op een dag na precies een jaar geleden dat in het raadsbesluit van 16 december 1993 het college opgedragen werd met het oog op de verbetering van de leefbaarheid in het winkelgebied Van Weedestraat en de wenselijkheid van een zogenaamd «open Soestdijk» de mogelijkheden tot verbetering van de verkeerssituatie te onderzoeken. In het collegeprogramma dat in het voorjaar is opgesteld, is daaraan toegevoegd: inclusief de mogelijkheid tot de aanleg van nieuwe wegen en als tweede element: het actualiseren van de problematiek rondom de Vondellaan/OssendamwegDit college heeft zich bij zijn aantreden in april de vraag gesteld: waar moeten wij mee bezig zijn? Precies dezelfde vraag die mevrouw Stekelenburg in haar betoog ook bij andere colleges heeft gesignaleerd. Daar hebben we uiteraard een directe vraag aan gekoppeld: waar zouden we nou aan het eind van onze periode graag uitkomen, wat zouden we gerealiseerd willen hebben? Met die uitgangspunten hebben wij de draad ten aanzien van het verkeer opgepakt. We zijn van start gegaan met de intentie om luisterend naar en in overleg met belanghebbenden de problemen aan te pakken. Ik betwist dan ook de opmerking dat wij zouden weigeren om te luisteren of verkeerd zouden luisteren. Niet voor niets hebben wij ervoor gekozen in juni van dit jaar een voorlichtingsnota uit te brengen om, voordat de formele inspraak van start zou gaan, alle belangheb benden in staat te stellen kennis te nemen van de uitgangspunten en de mogelijke alternatieven die er liggen en daar hun zienswijze over kenbaar te maken. Het grootste deel van de latere insprekers heeft echter de voorkeur gegeven om pas bij de formele inspraak daarop te reageren. Ik moet zeggen dat wij daar enigszins in teleurgesteld zijn, dat van die mogelijk-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1994 | | pagina 446