15 december 1994
- 26 -
VOORZITTER: Zullen wij ons beperken tot dit raadsvoorstel, vanavond?
Wethouder TEN HOVEBovendien lijkt mij een gebouw juist iets volkomen
onomkeerbaars. Het gaat, zoals mevrouw Stekelenburg ook al zei, om een
principebesluit': wat nemen we als vertrekpunt bij ons verdere onderzoek?
Dat is alternatief 1, laat dat duidelijk zijn.
De chaos die de heer Visser bij herhaling constateert, constateer ik ook
wel eens bij hem, want soms is hij mondeling ergens tegen waar hij schrif
telijk voor was. Dus wat dat betreft kan hij wellicht, in plaats van
telkenmale naar een ander, ook eens naar zichzelf kijken.
Heer VISSER (GL/PS): Kunt u één voorbeeld geven?
Wethouder TEN HOVE: Ja. In de laatste commissievergadering, mijnheer
Visser, ten aanzien van de zaak van de Kooiweg gaf u mondeling te kennen
dat u daar tegen was, terwijl u op de parafenlijst had aangegeven dat u er
voor was.
Heer BOERKOEL (PvdA): Mijnheer de voorzitter, mag ik de heer Visser nog een
voorbeeld geven? Hij heeft de programmatische afspraken voor de raadsperio
de 1994-1998 ondertekend met zijn handtekening namens zijn partij. Daarin
staat met betrekking tot het verkeer: "Inclusief de mogelijkheid tot aanleg
van nieuwe wegen."
Heer VISSER (GL/PS): Nee, nee. Nee, nee, mijnheer Boerkoel. te
onderzoeken" wat niet gebeurd is.
Heer KROL (CDA): En wat staat er in punt 2 dan?
Heer VISSER (GL/PS): Nee, eerst een onderzoek.
VOORZITTERHet woord is aan wethouder Ten Hove.
Wethouder TEN HOVE: Ten aanzien van het referendum. Bij het vaststellen van
het collegeprogramma is nadrukkelijk aangetekend dat dat mogelijk gehouden
zou kunnen worden voor zaken die op dat moment nog niet bekend waren. Dus
ik denk dat daarmee het referendum alleen al op die gronden niet gehouden
zou hoeven te worden, want er werd al gesproken over andere wegen, de heer
Boerkoel citeerde dat zojuist nog.
Ten aanzien van de motie
Heer VAN WUIJCKHUIJSE GGSIk meende toch dat de heer Witte nog een
aantal argumenten naar voren heeft gebracht, voorzitter, die wel nieuw zijn
en die best wel eens een verandering in die gedachte zouden kunnen brengen
dat er geen referendum nodig zou zijn, maar dat het wellicht een geëigend
middel zou zijn om al die reacties te bundelen tot een uitspraak.
VOORZITTER: Dat moge zo zijn, maar ik heb van geen van de fracties vanavond
geluiden gehoord, behalve dan de uwe, die ervoor pleiten om over dit
onderwerp een referendum te houden. Daarom meent het college ook dat er
zeker geen aanleiding toe is.
Mevrouw SWINKELS (D66): Voorzitter, dat u het niet gehoord hebt, dat kan ik
u niet kwalijk nemen, maar de wethouder heeft het wel gehoord.
VOORZITTER: Nee, ik heb gezegd: in meerderheid dus niet.
Wethouder TEN HOVE: Ten aanzien van de motie kan ik u meedelen dat het
college aan deze motie geen behoefte heeft. Ik denk dat wij voldoende
duidelijk hebben aangegeven op welke wijze wij de problematiek stap voor
stap willen aanpakken.
Heer JANSEN (D66): Voorzitter, houdt dat dan in dat beslissingen genomen
kunnen worden voordat -wat u zelf voorstelt- de evaluatie van genomen
maatregelen al heeft plaatsgevonden?
Wethouder TEN HOVE: Als je problemen stap voor stap aanpakt en je zegt dat