20 januari 1994
- 2 -
een kopie van die fax te geven. Mocht de fax alsnog binnenkomen, dan krijgt u
na afloop van deze raadsvergadering een kopie en anders wordt die zo spoedig
mogelijk bezorgd.
Vragenhalfuurtje
VOORZITTERIk geef als eerste het woord aan Progressief Soest, mevrouw
Tomassen, over de politiesterkte.
Mevrouw TOMASSEN (PS)Ja, voorzitter, moet ik de motie eerst voorlezen, of
komt dat aan het eind?
VOORZITTER: Gaat uw gang.
Mevrouw TOMASSEN (PS)Ik zal het dan eerst even toelichten. Voorzitter,
vanaf het begin heeft Progressief Soest de laatste jaren haar verontrusting
uitgesproken over de reorganisatieplannen van de politie en de gevolgen
hiervan voor de directe politiezorg in Soest. Wij volgden de publikaties in
vakbladen en in de krant. Wij konden u allen niet overtuigen en kregen toen
weinig of geen steun. Het verheugt ons dan ook zeer dat de Partij van de
Arbeid inmiddels onze zorgen deelt, gezien het voo.rstel dat ze ingediend
hebben, waar wij het nog niet mee eens hoeven te zijn. Na de discussie in de
commissie a.b.z. is een verdere toelichting volgens mij op de motie niet
nodig. Ik wil hem wel even voorlezen. De bedoeling van de motie is duidelijk:
een ondersteuning van de oproep der commissarissen van de grote regio's
Amsterdam, Den Haag en Utrecht om meer echte politiemensen op straat, om een
goede politiezorg voor onze bevolking te kunnen garanderen. Het verheugt ons
dat het college de motie ondersteunt.
De raad der gemeente Soest
overwegende dat
een doelstelling van de reorganisatie van de politie was dat er meer
politiemensen op straat actief zouden zijn;
de gereorganiseerde opzet in Soest, als onderdeel van de politie
regio Utrecht, reeds in april 1993 van start is gegaan;
die opzet (nog?) niet geleid heeft tot meer uniformen op straat,
sterker, dat het toezicht 's nachts erop is achteruit gegaan;
regelmatig vanuit de bevolking de klacht wordt vernomen dat er sinds
de reorganisatie door de politie langer gewacht moet worden in geval
van assistentie-verzoeken en dat meer tijd is gemoeid met het doen
van aangiften;
op grond van geluiden moet worden aangenomen dat het vertrouwen in
de politie is gedaald en dat de aangifte-bereidheid is verminderd;
dat het veiligheidsgevoel van de burger door een en ander niet
wordt, respectievelijk is verbeterd;
ervaring heeft uitgewezen dat het treffen van bestuurlijke maat
regelen om met name de vormen van veel voorkomende criminaliteit te
doen beperken, alleen structureel zinvol gedaan kan worden als die
maatregelen zowel preventief as repressief door politie-activiteiten
worden ondersteund;
dat het in de (landelijke) discussie over de politie(sterkte) veelal
gaat over meetbare criminaliteitscijfers en daar eventueel aan te
verbinden consequenties
dat in die discussie het grote belang van de preventietaken van de
politie, waarvan de resultaten veelal niet meetbaar zijn, onderge
sneeuwd zijn geraakt;
dat aldus op ernstige wijze het gevaar ontstaat dat een speerpunt
van het beleid i.c. bestuurlijke preventie, teruggebracht gaat
worden tot een loze intentie;
gelet op de discussie over het politiebeleid tussen regering en parle
ment en de inbreng in dat kader van de korpschefs,-
spreekt uit dat
een daadwerkelijke uitbreiding van de sterkte van de politie, juist
ook voor haar preventieve taken, dringend gewenst is, niet alleen in
de grote steden, maar ook in de andere gebieden in Nederland;
het dan ook zeer wenselijk en nodig is om een klemmend beroep op