15 juni 1995
- 10 -
verwachten dat tegen die tijd de soep helemaal koud geworden is.
Ik wou dan nu nog even -dat is in ieder een stuk korter, voorzitter, op de
r.o.- verkeer- en welzijnsaspecten ingaan. In de commissie r.o., verkeer en
welzijn is vrijwel met geen woord gerept over de taken van de gemeente op
het terrein van ruimtelijke ordening en verkeer. De r.o.-taken zijn in
belangrijke mate wettelijk verplicht en voor verkeersonveilige situaties is
de gemeente aansprakelijk. Maar D66 acht het een kerntaak te blijven
streven naar verhoging van de verkeersveiligheid conform het afgesproken
beleid, met in gedachten ook wat we bij de begroting vorig jaar daarover
gezegd hebben. Daarnaast acht D66 het blijven werken aan het bevorderen van
het openbaar vervoer een belangrijke kerntaak, met zowel een maatschappe
lijk als een milieurendement. Op dit punt zijn wij daarom voor handhaving
van het huidige beleid.
Op het gebied van welzijn stond alleen het onderwerp ouderen op de agenda
en het gebouwenbeheer. Wat betreft het gebouwenbeheer wordt gewacht op de
resultaten van nader onderzoek. D66 gelooft erin dat er winst in betrokken
heid en winst in efficiency te behalen is door instellingen op een duide
lijke manier, waar dat maar kan, meer eigen verantwoordelijkheid voor het
beheer en het onderhoud van de «eigen» gebouwen te geven. Hetzelfde geldt
ook voor andere accommodaties.
Vervolgens is over het onderwerp ouderen bij herhaling eindeloos gepraat.
Daarbij ging het om een structurele bezuiniging van 60.000,= die in
belangrijke mate gehaald zou moeten worden uit het verhogen van de eigen
bijdrage van de gebruikers van de door de SWOS beheerde voorzieningen,
waarbij de SWOS ten slotte aangaf dat dat dan maar uit het verhogen van de
tarieven voor de warme maaltijden moest komen. En daar voelde de meerder
heid van de commissie niets voor.
D66 heeft gepoogd de discussie te verbreden tot het gehele welzijnsterrein.
De eigen bijdragen zijn altijd laag gehouden om de toegankelijkheid, anders
gezegd de laagdrempeligheid mogelijk te maken. Dat is maatschappelijk voor
de leefbaarheid in Soest voor heel veel Soesters buitengewoon belangrijk.
De gemeente geeft daartoe nu jaarlijks zo'n tien miljoen uit. De kernvraag
in deze discussie is: moet Soest dat beleid verlaten, moet het anders, of
kan het beter? Op die vragen heeft deze raad nog geen helder antwoord. En
dat heeft heel erg te maken met het uitstellen. Daarom stelt D66 dat het
hier en daar op verhogingen van eigen bijdragen aandringen door het
willekeurige karakter daarvan, niet kan voordat er een antwoord op deze
principiële kerntakenvragen is. Ook zag ik dat de Sportraad een soortgelij
ke opmerking heeft gemaakt.
Voorzitter, in dat kader heb ik in de eerste r.o. commissievergadering
verwezen naar de declaratieregeling, die mede op aandringen van D66 en de
Partij van de Arbeid in het leven is geroepen om de toegankelijkheid van
voorzieningen voor mensen met de laagste inkomens te vergroten. Dat blijkt
echter alleen te werken voor de cliënten van de sociale dienst. Daarbuiten
wordt die regeling als te stigmatiserend beschouwd. Daarom is het oprekken
van deze regeling om tariefsverhogingen mogelijk te maken geen bruikbaar
instrument. In de daarop volgende a.b.z.-vergadering deed de heer Boerkoel
het voorstel van de pasjes met een streepjescode, waarmee iedere Soester
voorzieningen moet betalen en de rekening moet dan afhangen van het
inkomen. Het doel is volledige kostendekkendheid. Ik heb in r.o. gesteld
niet in dat systeem te geloven. Maar als het tegendeel aangetoond kan
worden, vindt D66 dat prima. Ook D66 vindt dat het subsidiëren van allerlei
sociaal-culturele en kunstvoorzieningen voor mensen met een voldoend
inkomen geen kerntaak van de gemeente is. Maar in het invoeren van een
systeem waarbij aan hen die het kunnen betalen een kostendekkende bijdrage
wordt gevraagd en aan de anderen een bijdrage naar draagkracht, ziet D66
twee grote gevaren. Ten eerste dat wij uitmaken wat mensen aan voorzienin
gen in hun situatie kunnen uitgeven. Dat zou voor D66 een onaanvaardbare
betutteling betekenen. Niemand weet waar, voor welke voorziening, voor wie
de grens van toegankelijkheid ligt. Daarom hebben wij voorgesteld die grens
langzaam en voorzichtig per voorziening af te tasten. Ten tweede, voorzit
ter, is de kans groot dat als de tarieven op kostendekkendheid worden
afgestemd, dat toch tot een forse afname van deelnemers leidt. Immers,
zoals ik al in r.o. heb aangegeven, dat heeft tot gevolg dat de eigen
bijdragen voor bijvoorbeeld C-drie cursussen en sportactiviteiten met
honderden guldens omhoog gaan, vaak tot ruim 500,= per jaar per deelne
mer. Als voetballer, voorzitter, ging ik dan wel in Baarn of in Amersfoort