15 juni 1995
- 22 -
taakstellend beschouwt. Dat hebben we hier vanavond geproefd, ik denk dat
het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en in die zin denk ik dat wij
geen behoefte hebben aan uw motie, omdat het de teneur is van de gesprekken
vanavond. Daar kunt u dus zo meteen in uw tweede reactie op reageren.
Dan de punten die op mijn bordje liggen. Ik begin even bij iets dat
eigenlijk niet past in het kerntakenvoorstel, maar naar mijn mening
volkomen bij de begroting hoort, namelijk het idee van de PvdA om zes ton
uit te trekken voor de politiesurveillanten. Wij wachten met belangstelling
uw voorstellen daarvoor af.
Daarnaast is er opgemerkt in deze raad dat de bestuurlijke preventie en de
veiligheidszorg in een overgangsfase zit en dat u niet direct ziet hoe je
aan de ene kant kunt bezuinigen en aan de andere kant toch die veiligheids
zorg hoog in het vaandel kunt hebben. Ik denk dat wij op de huidige wijze
van bestuurlijke preventie wel degelijk een bezuiniging denken te kunnen
realiseren, wat niet wegneemt dat er op een goed moment op andere taakge
bieden ontwikkelingen zijn die hier nauw op aansluiten en die eigenlijk een
voortzetting op de uitvoering van het beleid zijn op het gebied van
veiligheidszorg, waar eventueel extra middelen door u voor gevoteerd kunnen
worden.
Er zijn een groot aantal opmerkingen gemaakt over het personeel en de
bezuiniging van een miljoen die daarvoor reeds bij de voorjaarsnota is
ingeboekt. Dat besluit is in wezen genomen. U zegt nu: denk er wel aan,
college, dat u dat met zorg begeleidt. U wilt zich daar ook als raad nauw
bij betrokken voelen. U hebt natuurlijk een vertegenwoordiger in het G.O.,
dat is al een directe lijn, maar ik kan me voorstellen dat in zo'n situatie
u het prettiger vindt dat ook in de commissie a.b.z. dit een regelmatig
punt van informatie is. Ik kan me ook voorstellen dat de reguliere voorzit
ter van die commissie dat initiatief neemt om u in te lichten als hij daar
aanleiding toe ziet. Wij zullen hem dat in ieder geval vragen.
Het godsdienstonderwijs. Door een aantal van u is gevraagd om dat te
handhaven, omdat het gezien wordt als een kerntaak, er zijn er natuurlijk
een aantal van u die zeiden: het is geen kerntaak, maar we willen dat
voorzichtig afbouwen en anderen zeiden weer: vroeger ging dat toch door
vrijwilligers en hoe gaan we daarmee om? U krijgt daar een voorstel over.
Ik denk dat het college dit punt handhaaft zolang er niet een voorstel is
waarbij dit punt verworpen is.
Heer BOERKOEL (PvdA): Mevrouw de voorzitter, ik zou u graag even interrum
peren. In mijn eerste termijn heb ik nadrukkelijk voorgesteld om deze
vermindering niet toe te passen. Dus dat is wel degelijk een voorstel.
VOORZITTER: Dat is een voorstel, maar we hebben het nog niet afgewezen,
bedoel ik, als raad.
Laat ik dat van tevoren zeggen: u hebt op uw tafel gevonden een mooi
papier, door de heer Van Vliet gemaakt, daarop staan alle punten apart
genoemd. Omdat GGS al tijdens de commissie de voorstellen op papier had
ingeleverd, konden we die daar al op invullen, dat is alleen gebeurd op
plaatsen waar ze dus afwijken van de collegevoorstellen. De bedoeling is
dat we aan het eind van de tweede ronde de punten stuk voor stuk doorlopen.
U kunt in uw tweede ronde nog reageren en nogmaals zeggen van: we zouden
dit of dat toch eruit willen hebben of een ander bedrag. Vervolgens wordt
erover gesproken. Het is alleen maar om het door te lopen, want u weet, het
is richtinggevend, maar we hebben we het dan wel netjes op een rij. Daarmee
beantwoord, mijnheer Boerkoel?
De heer Boerkoel heeft het ook gehad over pasjes en dat deed in het groter
verband van de algemene toegankelijkheid die door velen is genoemd, het
vangnet, het toegankelijk houden. Als we dan even denken aan de motie die
D66 in ieder geval heeft aangekondigd, dan denk ik dat het belangrijk is
dat we dat onderzoek inderdaad op korte termijn -dat betekent dus inderdaad
voor het einde van het jaar- doen. We weten dan wat de concrete mogelijkhe
den zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de aspecten die D66 zo
zorgvuldig heeft genoemd, namelijk dat we ook niet moeten gaan betuttelen
en zeggen: jij mag dit en jij mag dat. Het zal dus best een moeilijk
onderzoek zijn en het zal ook moeilijk zijn om er een goede onderzoeksop
dracht voor te formuleren. Ik stel voor dat we dat toch proberen op zeer
korte termijn te doen, zodat we in inderdaad weten welke financiële ruimte
en welke financiële consequenties er aan bepaalde regelingen zitten, maar