15 juni 1995
- 30 -
leuk vindt of niet. Dat dwingt ons tot een regulier overleg. Je kunt met
elkaar afspreken dat je dat één keer per jaar doet of je kunt met elkaar
afspreken dat je dat twee keer per jaar doet, maar ik dring dus aan op een
vast moment om eens een keer te praten over hoe het nu gaat met de aanpas
singen van het ambtelijk apparaat, wat de pijnpunten zijn en wat er loopt.
Laten we duidelijk zijn, ook de vraag: wat loopt er veel beter dan vroeger?
zou best eens mogelijk kunnen zijn.
Het verhaal over het godsdienstonderwijs. U zegt: u moet eerst maar met een
voorstel komen. Nou, er zijn verschillende fracties geweest die hebben
aangegeven daar niet het collegevoorstel in te willen steunen. Wij ook, zij
het dat we het op een iets andere manier gemotiveerd hebben dan een aantal
anderen. Ik neem aan dat u dat straks bij de stemmingen ook in ons verhaal
zult terughoren.
Dan blijft er over het verhaal van de Soester Innovatie Regeling. We hebben
even hier aan de tafel zitten nadenken over: hebben we niet in het verleden
al veel vaker regelingen met elkaar bedacht voor unieke, eenmalige,
interessante, boeiende en leuke projecten? Ik denk bijvoorbeeld aan het
cultuurstimuleringsfonds. Als we nou heel eerlijk zijn dreigt bijvoorbeeld
het cultuurstimuleringsfonds ten onder te gaan aan een armoe aan creativi
teit, want er worden zelfs al reddingspogingen ondernomen door de criteria
aan te passen, minder streng te maken, in de hoop dat we het toch maar
kunnen besteden. Dat is denk ik niet goed. De intentie van het voorstel van
Gemeentebelangen Groen Soest is denk ik een andere. Als er echt iets goeds
komt, dan zou je als raad toch moeten kijken of je daar niet voor een
korte, beperkte periode -u noemt drie jaar- geld voor over hebt. Dan vind
ik het toch veel wijzer dat je als raad Je hoort toch niet standaard
een miljoen gulden apart te zetten. Over tegenvallers gesproken, als je
structureel een miljoen gulden wegschuift in de begroting, dat is interes
sant.
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Ik heb u voorgerekend hoe dat mogelijk is over
een periode van acht jaar, ik heb het woord structureel helemaal niet in
mijn mond gehad.
Heer KROL (CDA): In een reactie op een interruptie van een van de collega's
gaf u aan dat het toch eigenlijk een wat langere termijn was. Bovendien
noemen we acht jaar ook altijd structureel in de begroting. Ik denk dat je
als raad verantwoordelijk bent voor de financiën. Het zijn de centen van
een ander waar je met elkaar over praat. Dat betekent dus dat je in onze
ogen greep dient te houden als raad, bijdraagt ook als raad, want wij
dragen de verantwoordelijkheid voor uitgaven die hier worden gedaan. Dat
betekent dat als er iets komt vanuit de burgerij dat een beperkte looptijd
heeft, waarvan een raadsmeerderheid zegt: daar hadden we nog nooit aan
gedacht, dat vinden we een prachtig idee, wat let ons om daar bij de
begrotingsbehandeling ruimte voor vrij te maken? Een potje dat aan het eind
van het jaar vervalt -dat hebt u letterlijk gezegd: als dat miljoen niet
gebruikt wordt, dan is het aan het eind van het jaar weg- nodigt uit om het
maar vooral zo gauw mogelijk te besteden. Dat lijkt ons onverstandig. Dus,
de intentie die erachter zit, vinden we een aardige, maar het idee van het
op deze manier creëren van een pot, lijkt ons niet verstandig.
Er is nog een punt waar ik even iets over wilde zeggen. We gaan straks met
z'n allen die hele lijst met punten langs. Ik ga ervan uit dat u in de
finale uitwerking -want bijna alle voorstellen moeten met behulp van
raadsvoorstellen bij ons worden teruggebracht- al datgene wat wij hier ook
als CDA-fractie als uitgangspunten en als randvoorwaarden hebben gesteld,
meeneemt in de uitwerking van de finale voorstellen. We hebben u dat heel
duidelijk aangegeven, dat zijn dus een aantal richtingen die we u hebben
aangegeven en zelfs een keihard voorbehoud.
Heer JOUSTRA (BAM): Ik denk dat ik kort kan zijn, voorzitter, het is de
keuze die je maakt als je integraal een voorstel afwijst, dan moet je ook
niet meer op de voorstellen ingaan. Dat is de consequentie, dat is een iets
andere insteek dan collega Visser kiest, die in zijn motie zegt: de
kerntakendiscussie is mislukt, maar dan toch de discussie voert. Ik voer de
discussie niet, dat betekent dat ik er niet inhoudelijk op inga.
Ik heb in een van de commissievergadering, ik dacht die van financiën, maar
het kan a.b.z. geweest zijn, één uitzondering gemaakt ten aanzien van de