16 februari 1995
- 6 -
Boerkoel wil ik het volgende zeggen, voorzitter. Met onze gedachtengang
gaven wij aan dat wij in een nieuw vast te stellen bestemmingsplan iets
voor ogen hebben dat een toevoeging is aan het bestemmingsplan. Als wij op
dit moment een bestemmingsplan vaststellen waarin daar niet over gesproken
wordt, dan zijn we eigenlijk verkeerd bezig. We zijn erop uit om een
bestemmingsplan vast te stellen waar we in de toekomst mee vooruit kunnen.
Daarvoor had ik die wijzigingsbevoegdheid in willen bouwen voor het college
en dat gold dan expliciet voor het gebied waar met name Grift/Lanser dat
bouwplan voor ingediend hadden. Dat zou bij kunnen dragen aan de realise
ring van zowel de langzaam-verkeersroute als aan de verplaatsing van het
milieuhinderlijke bedrijf van Beijer. Deze combinatie was zeer wel mogelijk
in mijn ogen, maar als het college daar problemen mee heeft -dat had ik
begrepen voordat de schorsing opgeheven werd, doordat ambtenaren dit
onderuit meenden te moeten halen- dan had ik het overeind kunnen houden,
voorzitter.
VOORZITTER: Zo werkt dat niet, mijnheer Van den Breemer. Het college is
verantwoordelijk voor de daden van de ambtenaren.
Heer VAN DEN BREEMER (CDA): Het gaat er heel duidelijk om dat ik heb willen
aangeven wat onze visie op dat gebied is en het college er de vrije hand in
had willen geven om dat gerealiseerd te krijgen. Nou, als dat op deze
manier niet mogelijk is, dan hebt u gehoord wat onze opvatting is ten
aanzien van de heer Graffner.
VOORZITTER: We gaan over tot besluitvorming. Nu de tekst van het CDA is
teruggebracht tot een kort, eenvoudig amendement, te weten om de heer
Graffner volgens plan D de gelegenheid te geven om daar een woning te
bouwen, breng ik dat wijzigingsvoorstel, dat amendement nu in stemming.
Wilt u zich uitspreken of u voor of tegen dat wijzigingsvoorstel van het
CDA bent? De stemmingen vangen aan bij nummer 8, dat is bij de heer Blaauw.
de heer Blaauw, voor; de heer Witte, tegen; de heer Lokker, voor;
mevrouw Blommers, tegen; de heer Van den Breemer, voor; mevrouw
Huberts, voor; de heer Jansen, tegen; de heer Boerkoel, tegen;
mevrouw Hugen, voor; de heer Krijger, voor; de heer Anderson, voor;
de heer Brunekreef, voor; mevrouw Hartering, tegen; de heer Van
Wuijckhuijse, tegen; de heer Krol, voor; de heer Plomp, voor;
mevrouw Swinkels, tegen; de heer Glastra, voor; mevrouw Stekelen
burg, tegen; de heer Visser, tegen; mevrouw Tomassen, tegen; de
heer Joustra, voor; de heer Van Logtenstein, tegen; de heer Ten
Hove, tegen; mevrouw Gerritse, voor.
VOORZITTER: Het wijzigingsvoorstel is met 13 tegen 12 stemmen aanvaard.
Mag ik dan vragen of de raad kan instemmen met het inmiddels dus gewijzigde
voorstel van het college? Dan is aldus besloten.
Het voorstel (RV 95-20) wordt, met inachtneming van het na hoofdelijke
stemming aanvaarde wijzigingsvoorstel, aangenomen.
Raamovereenkomst met Asbo B.V. betreffende Nieuwegracht 2.
Mevrouw TOMASSEN (GL/PS): Voorzitter, in principe zijn wij wel voor die
raamovereenkomst, maar in de commissie heb ik al mijn zorg uitgesproken
over wat staat op bladzijde 1, artikel 1, het doel van de overeenkomst.
Daar staat dat het doel is: de verplaatsing van het bedrijf Asbo B.V. c.q.
de dochtermaatschappijen, alsmede een aantal andere bedrijven. Ik ben wel
overtuigd van de goede bedoelingen, er is mij duidelijk gemaakt door de
heer Van Logtenstein dat het niet alle dochterondernemingen zijn, maar ik
denk dat je in de zakenwereld altijd heel precies moet zijn en alles
duidelijk zwart op wit moet hebben. Daarom zou ik het op prijs stellen als
u in de gesprekken met Asbo B.V. in de uitwerkingsovereenkomst ook duide
lijk opneemt zowel de situering van de terreinen die nodig zijn voor Asbo
B.V. als het aantal bedrijven van Asbo B.V. dat hier onder valt. Ik denk
dat we niet het risico moeten lopen dat er een groot deel van het bedrijf
komt, groter dan we eigenlijk van plan zijn en zoals in eerste instantie
ook afgesproken is, maar dat die mogelijkheid uitgesloten wordt en dat daar