herhaling niet werd voldaan. Om de brede afwijzing in de raad te doorbreken kwam in december 1993 -waar de bouwvergunning eigenlijk verstrekt had kunnen zijn- de fractie van D66 met een voorstel de plannen te koppelen aan de oplossing voor het verkeer. Als het college een verkeersoplossing zou toezeggen, dan zouden er volgens D66 geen belemmerende bezwaren meer zijn om de verklaring van geen bezwaar voor te bereiden. Daarmee kreeg het Vahstalplan de royale steun, in die situatie althans, van 15 tegen 11 raadsleden. Nu de verwachtingen daarna. Zeker gezien het tijdstip dat de verklaring van geen bezwaar werd aangevraagd, te weten twee weken na de verkiezingen, met als bijzonder nieuw feit dat de raad sterk was gewijzigd wat betreft samenstelling -en die wijzigingen, dat weten we allemaal, hebben te maken met lokale overwegingen, omdat lokaal de verkiezingsuitslag anders was dan landelijk, dus zeer sterk hebben lokale aspecten meegespeeld- is het gek dat je zegt: de verwachtingen zijn hoog gespannen. Nee, de verwachtingen zijn hooguit gespannen dat je zegt: wat gebeurt er nu? In het stuk wordt ook veel gesproken over jurisprudentie. Dat klopt ook wel, het is vooral een juridische aanbeveling van de commissie voor de beroeps- en bezwaarschriften, die we hebben gekregen. Natuurlijk wordt dan aandacht besteed aan de jurisprudentie, ook over artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Het is geen automatisme -het is net geciteerd, dus ik hou het bij de verwijzing daarnaar- dat het zo zou zijn dat als de verklaring is aangevraagd, dat je automatisch een bouwvergunning verstrekt. Ook in een eerder advies van dit college van december 1994 wordt al aangegeven dat dat besloten moet worden zoals het nu gedaan is: dan komt het terug in de raad. In het advies van de commissie -maar dat is een reactie op het bezwaar schrift van de firma Vahstal- wordt bij herhaling het verwijt geuit over onvoldoende motivatie van het besluit. Dat verwijt treft de WD-fractie in ieder geval niet. Gemotiveerd is herhaaldelijk aangegeven welke procedure en welke inhoudelijke afweging gewenst is voor een dermate grootschalig plan als de Lindenhofzaak is. Daarbij werd verwezen naar bestemmingsplan procedures die al lang en breed hadden kunnen leiden tot een afweging met daarin passend een aantal veranderingen in de wijk Soestdijk-noord, waaronder een oplossing voor het verkeer. Van de voorstanders van het Vahstalplan is planologisch of anderszins nauwelijks een motivatie gehoord. Wel werd gepleit voor het plan gezien de urgentie betreffende de woonwensen door of namens de bewoners van de Lindenhof. Die noemer is serieus te nemen, maar als enkele noemer is het volstrekt onvoldoende bij belangrijke besluitvorming, waar het hier om gaat. GS hebben verklaard dat het plan niet past in het geldende bestemmingsplan. Ook hebben GS verklaard dat op 28 april 1994 -dus na het aanvragen van de verklaring van geen bezwaar- door de nieuwe raad een voorbereidingsbesluit is genomen, waarmee het voorliggende bouwplan in overeenstemming zal zijn. Dat is nogal wat. Dat veronderstelt dat GS meer weten van bepalingen en regels dan de raad zelf op dat moment al weet. Dat voorbereidingsbesluit betreft overigens het hele gebied Soestdijk en niet alleen het perceel de Lindenhof. Het is overigens ook niet te verwachten, denken wij, dat de raad in zijn huidige samenstel ling, inclusief voorstanders van het Lindenhofplan, een uitzonderlijk hoge bebouwingsdichtheid voor ogen hebben in het onderhavige gebied. Het Lindenhofplan past dus niet! Er is ook nog geen afgeronde te bespreken visie voorgelegd, hoewel wij begrijpen dat het college probeert haast te maken tot een concreet voorstel: dit kan het bestemmingsplan zijn, is het nog niet ter visie. Afrondend, mijnheer de voorzitter, om niet toch lang uit te vallen en herhalingen te gaan doen van wat al eerder is gezegd. Concreet. Als wij kijken naar het bezwaarschrift zoals ook de commissie dat gedaan heeft, dan lijkt het soms dat je wat mist. Bladzijde 1 is niet genummerd, maar dat geeft niet, omdat er op het adres staat dat het aan ons gericht is, we kijken naar bladzijde 2 en dan zit er een gat in tijd in. Bladzijde 1 houdt op met: "Aan Vahstal is vervolgens door het college van B&W op 6 augustus 1991 een vergunning verleend tot het slopen van het gezinsvervangend tehuis op het perceel voornoemd." 6 augustus 1991. En dan gaat het bezwaarschrift verder met een datum van 13 januari 1994. Ik denk dat als er verwijten moeten worden gemaakt degene die teveel heeft gevraagd en nog niet heeft gekregen ook moet kijken naar wat men zelf heeft gedaan. Men zegt wel eens: teveel gevraagd is het lid op de neus. Nu kunnen we best nog wat argumenten 19 januari 1995 - 7 - de de tan Le c an U Ik

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1995 | | pagina 8