8-
16 oktober 1996
-69-
binnen dat budget kun je bepaalde invullingen doen. We hebben de commissie,
nadat het in het college is geweest, dit stuk gegeven. Dus het zou na de
commissiebehandeling uitgangspunt van beleid zijn, dat heb ik ook bij het
vaststellen van de notitie aan u meegedeeld: dan is dit het uitgangspunt
van beleid voor 1997. Ik zie precies wat u bedoelt, want u vraagt een
beetje om de status van het stuk en u hebt daar een aantal specifieke
vragen bij ten aanzien van: hoe ga je nou dat reductiefonds toepassen, moet
je dat toetsen en moet je dat individueel toetsen -en dan kom ik aan die
12 0,-- per uur van die ambtenaar- of moet je dat wat collectiever, wat
categorialer gaan toepassen? Dat zijn nou aspecten, die wil ik dolgraag met
de commissie in een nieuwe vergadering bespreken. Ik denk dat we twee
dingen moeten vaststellen. We hebben de notitie nu voor 1997, want wat
verandert er in 1997? In 1997 laat de wet het ons toe om categorialer te
gaan denken en dat betekent dat je andere oplossingen kunt vinden.
Wat is tot nu toe de basis geweest ofwel het oogmerk geweest van het
reductiefonds. Dat is toentertijd ingesteld door de vorige wethouder van
sociale zaken, in overleg met de raad, en het was bedoeld om mensen die
daartoe niet in staat waren, die dus tot een soort vervreemding van de
maatschappij konden geraken, in de cultuur of in het sociaal-maatschappe
lijke deel te laten nemen. Dat was de bedoeling van dat reductiefonds. En
feitelijk is de vraag: is dat nog steeds het oogmerk dat wij voorstaan?
Want wat de overheid feitelijk wil is: wij willen borg staan voor de
minimazorg en dit was een deel van die minimazorg.
U hebt een aantal vragen gesteld. Het luister- en kijkgeld, ja, als u mij
op de man af zou vragen: hoort dat erin? dan zeg ik nee. Want op het moment
dat je luister- en kijkgeld als een mogelijkheid algemeen, generaal zou
toelaten, dat mag u van mij aannemen, dan heeft elke oudere onmiddellijk
recht op die luister- en kijkgeldbijdrageDat was niet de bedoeling van de
insteller van dat fonds. Ik denk dat als we daar verschil van mening over
hebben, dat we daar eens een uitvoerige discussie over moeten voeren, want
dat bepaalt feitelijk de kern van het doel van dit fonds. Ik denk, voorzit
ter, dat daarmee het reductiefonds voldoende is besproken.
Dan komt het tweede punt, hoeveel ruimte hebben we en welke mogelijkheden
zijn er om daarin te spelen ten aanzien van de toepassing? De derde vraag
behelsde feitelijk: is het mogelijk om een spreekuur in te stellen? Nou,
wat hebben we afgesproken in die commissievergadering? Er zijn een aantal
voorstellen gekomen, ook van u. U vond het overigens een goede notitie, u
hebt een paar vragen gehad en die heb ik meegenomen, die hebben we eerst
schriftelijk aan u beantwoord, we hebben dat in het college ook besproken
en toen is feitelijk gesteld dat een spreekuur een wat te weldadige
benadering zou zijn. Wij vinden namelijk dat je met de huidige methodiek,
dat je bijna op afroep een van onze mensen kunt benaderen en daar contact
mee kunt hebben en dan in de beslotenheid, zonder dat je weet: dat is het
loket, gestigmatiseerd, voor het reductiefonds, dat je contact kunt opnemen
en in zo'n soortgelijk contact -wat u spreekuur zou kunnen noemen- toch
dezelfde zaken kunt behandelen. Dat vonden wij als college. Ik heb u
gisteren ook laten bellen met de mededeling vanuit het college wat wij
vonden van die benadering. Dus ik blijf met twee dingen zitten, een kosten-
batenanalyse zou heel daadwerkelijk best wel eens een heldere kijk kunnen
geven op: hoeveel kosten besteden wij nou in tijd en personeel aan dit
reductiefonds en hoe staat dat ten opzichte van de totale inhoud in waarde?
Ik vind dat we die discussie vanavond niet kunnen voeren, we moeten denk ik
met elkaar nog eens opnieuw kijken hoe we dat reductiefonds zien, welke
uitkeringscategorieën je daaroonder zou moeten passen. Dan heb je een nieuw
beleid geformuleerd voor de jaren na 1997. Die bereidheid heb ik absoluut.
Mevrouw HUBERTS (WD)Voorzitter, ik heb een vraag aan de heer Van
Logtenstein. In zijn betoog hoor ik telkens: ik ga in de commissie nog eens
met u discussiëren over het reductiefonds, ik ga nog eens praten over
en dan komt er weer iets. Dan denk ik: als je nu met elkaar iets moet
besluiten, doe je er dan niet verstandig aan om eerst eens met elkaar de
dingen echt vast te leggen, te overleggen, zodat iedereen weet waar we het
met elkaar over hebben, met een kosten-batenanalyse en dat we dan zeggen:
nou, dit is het voorstel van het college aan de raad en daarmee ga je wel
of niet akkoord, of daar ga je op amenderen.