29 mei 1997 - 3 - Heer VISSER (GL/PS)Het heeft er alles mee te maken. Heer BOERKOEL (PvdA)Ach, het is een van de laatste vergaderingen van de heer Visser, dus laat hem maar even. Heer VISSER (GL/PS)Ja, dat heb ik nou al een paar keer gehoord. Laat me dan ook uitpraten, want u hebt gemerkt dat ik gewoon altijd gelijk heb. Dat is toch bewezen? De provincie zegt toch dat het niet kan en dat het terug gefloten wordt, zoals het ook met het golfterrein in het Monnikenbos is gebeurd? We hebben u toch altijd gewaarschuwd? Dan kunt u vervelend doen en ik begrijp dat de druiven zuur zijn, maar het is gewoon zo. VOORZITTER: Maar beperkt u zich nu tot dit stukje ontsluitingsweg waar dit agendapunt over gaat Heer VISSER (GL/PS)Nou, ik wou dus zeggen dat wij het nog steeds beschou wen -en u beschouwt het niet zo- dat dit gewoon het eerste deel is van die grote weg, die parallelweg, die moet eindigen bij de brandweerkazerne. Dat vinden wij overdreven, dat vinden wij te kostbaar, we hebben eigenlijk geen geld, het kan allemaal in een veel bescheidener mate gebeuren. Daarom zijn wij tegen dit voorstel Nog even iets anders. Er zijn mensen die zeggen: ja, die partijen graven zich zo in, ze luisteren niet naar elkaar, de een is voor en blijft voor, de ander is tegen en blijft tegen. Ik heb dat zelfs van de ambtenaren gehoord. Maar het kan toch niet anders, als dergelijke domme plannen gelan ceerd worden, plannen die echt niet kunnen, plannen die gewoon niet kunnen, dan moet je je toch ingraven, dan moet je toch de loopgraven in, dan moet je toch gewoon hardop zeggen dat het niet kan? Dan graven wij ons niet in. Ja, wij graven ons wel in, maar dat moet dan gewoon. Je moet toch ten strijde trekken? Maar de andere partij is eigenwijs, beperkt, naïef en heeft geen visie. Heeft geen visie, mevrouw Stekelenburg. Kortom, voorzitter, ik heb begrepen dat u op 3 juli u toch nog weer wilt praten over die parallelweg en wat u allemaal van plan bent. Wij dienen vanavond een motie in en we hopen dat u dat meeneemt in de voorbereidingen van dat gesprek op 3 juli. Het is een motie die u moet overwegen, omdat daarin staat wat u moet doen. Daarom willen wij u die motie graag aanbieden en hebt u begrepen dat wij tegen dit raadsvoorstel zijn. Ik hoop dat de bode het even rond kan delen, ook aan de pers en de notuliste. VOORZITTER: Leest u ondertussen zelf de motie voor, mijnheer Visser? Heer VISSER (GL/PS)Nee, ik heb liever dat u dat doet, want uw stem is veel mooier en ik vind het zo leuk om dit allemaal uit uw mond te horen. VOORZITTER: TJ was klaar met uw redenering, mijnheer Visser? Wie mag ik verder het woord geven bij dit agendapunt? Heer ROEST (D66)Voorzitter, ik zal mij beperken tot het agendapunt waar het om gaat, ook na mijn reactie in de commissie die wat uitgebreider was, zal ik dat wat kort doen. Ik stel vast, voorzitter, dat het dialoogkarakter van het college met de burgerij niet altijd even gelukkig is. Ik zal er verder niet op ingaan. In dit geval moet ik vaststellen dat de reacties in de richting van burgers naar de procedure zeer zorgvuldig zijn geweest. Mensen hebben bezwaren ingediend en daar zorgvuldig antwoord op gekregen. Hiervoor heb ik waardering. Ik stel echter wel vast dat van de 44 bedenkin gen, die ongeveer 1700 personen aangaan, er niet één gegrond is. In de commissie heb ik al aangegeven dat veel van de bedenkingen volgens D66 wel degelijk gegrond zijn. Ik noem ze kort. Er wordt steeds weer geschermd met de relatie, de problematiek van het bestemmingsplan Soestdijk en steeds weer stellen wij hier vast dat daar nog geen discussie over is geweest in deze raad en dat het toch wel heel erg jammer is dat we daar volgende maand over praten, terwijl het eigenlijk heel makkelijk andersom had gekund. De urgentie die daarmee te maken heeft, vinden wij niet goed onderbouwd, die u in uw stuk stelt. Dat zijn wij met een aantal burgers eens. De dimensione- ring van deze weg en rotonde kunnen we niet anders zien dan in relatie tot het plan Buitenbrink. Dat is steeds aanwezig. Mijn voorganger heeft gezegd

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1997 | | pagina 102