18 september 1997 - 4 - een volgende periode op terugkomen. Heer JOUSTRA (BAM)Voorzitter, ook wij hebben ons hogelijk verbaasd over uw reactie, zoals neergelegd in uw brief op de commissieadviezen, waarin u eigenlijk schrijft -de heer Brunekreef zei het ook al- voor ons is er niets nieuws onder de zon. Nou, dan rijst bij mij de vraag, want er staat echt wel wat in dat rapport, waarom hebt u daar dan eigenlijk niets mee gedaan? Bovendien beschikt u ook over de achterliggende informatie. Het verbaast me dan, zo'n opmerking, dubbel en dwars. Want wat is er eigenlijk aan de hand? De voorlichtingsnota die destijds is gemaakt, is op zich kwalitatief een goede voorlichtingsnota: van centraal naar decentraal. Op zich een goede zaak, maar als je dan vergeet de uitvoeringsbepalingen erbij te schrijven, dan krijg je situaties variërend van: ik bepaal het voorlichtingsbeleid zelf wel tot aan: voorlichting, wat is dat? Dat is wat er hier mis is in dit huis, voorzitter. Daar had u iets mee moeten doen. Natuurlijk is het rapport van de rekenkamer niet voldragen en niet volwaar dig, min of meer zijn er acht raadsleden die zich erover gebogen hebben, leken wil ik niet zeggen, maar nieuwelingen in het veld. Dat wist u toen de rekenkamer eraan begon. Een beetje meer support van uw zijde hadden we wel verwachtZo neergesabeld te worden heeft de rekenkamer denk ik niet verdiend. Het mag dan een wetenschappelijk niet onderbouwd rapport zijn, er staat genoeg in waar het college zich zorgen over had moeten maken. Ik verwijt u dat u dat niet hebt gedaan. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Voorzitter, de rekenkamercommissie heeft een fors stuk werk verricht. We hebben daar in de commissie a.b.z. uitgebreid over gesproken. U hebt gereageerd in uw reactie op de commissieadviezen. Ik ben daar boos over, wat daar staat. Stelt u zich voor dat wij gedaan hadden wat u kennelijk gewenst had, dan hadden wij een aantal dingen die we gesignaleerd hebben en waar wij van geschrokken zijn, verdoezeld, hadden we niet duidelijk opgeschreven en het was een mooi, glad rapport geweest. En u had aan het eind kunnen concluderen, en wij met u, dat de rekenkamer een zinloos gebeuren zou zijn om daar in het vervolg mee door te gaan. Uw reactie vind ik vreemd, ronduit vreemd. Het hele verhaal van "voorlichting gewogen" is een verhaal waarin wij duidelijk maken dat wij blij zijn dat de voorlichting naar buiten goed functioneert, dat wij blij zijn dat de reorganisatie die sinds de nota tot stand is gekomen, functioneert. De contacten met kranten etcetera, waar wij mee gesproken hebben, geven aan dat wij redelijk vrede kunnen hebben met de situatie. Daarnaast geven wij aan dat er intern binnen de organisatie een aantal fricties zitten waarover wij teleurgesteld zijn. Dan geven wij u de mogelijkheden, de handvatten aan om daar wat meer mee te doen, omdat u niet meer zich als B&W kwetsbaar hoeft te voelen in uw positie naar lastige situaties, maar u weet dat het aanpakken van de problematiek gedragen wordt door de raad. Wij geven u een steun in de rug. En u zegt: hè, raad, doe niet zo vervelend, wat doe je nu toch moeilijk! Dat irriteert mij fors, dat u -ik kan niet anders zeggen dan wat de heer Visser ook gezegd heeft- door de regels heen allerlei irritatie proefbaar maakt. Ik vind dat jammer, ik vind dat buitengewoon jammer. U hebt het kennelijk heel erg alleen op uw conto geschreven wat wij hier onderzocht hebben. U hebt kennelijk ook niet goed gelezen dat wij ook tegen de raad hebben gezegd: wij hebben onvoldoende de zaak in de gaten gehouden, wij hebben als raad niet gevraagd om een evaluatie, dat is dom geweest. U hebt het kennelijk alleen op uw eigen conto geschreven en u hebt kennelijk geconcludeerd: dat vinden wij niet leuk, want dan hadden wij het moeten waarnemen en dat hebben we niet gedaan en dat is niet leuk om door de raad op je vestje gespuugd te worden. Het akelige is dat u het zo gedaan hebt, dat het betekent dat het nu dus echt gebeurt, dat nu dus echt u het op uw vestje krijgt en ook echt het gevoel moet krijgen: nou, de raad vindt het nodig dat er iets gebeurt, de raad vindt het nodig dat er een stukje stroomlijning door het apparaat moet, dat zaken op elkaar afgestemd moeten worden, die kennelijk door gewoon stimulerend spreken met elkaar niet lukken, dus je moet het formali seren, je moet het op papier laten zetten, etcetera. En u zegt: nee, hoor, daar beginnen we niet aan, we doen het gewoon met de normale communicatieve mogelijkheden en die gaan we verder benutten. Het is een aantal jaren niet gelukt. Ik denk dat we niet anders kunnen als raad, vooral omdat u ook geen argumenten geeft. U zegt het alleen maar dat u het wat rijkelijk overtrok-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1997 | | pagina 177