18 september 1997
- 49 -
Jan, hoewel je voornaam zowel als je achternaam heel gewoon is, gaat er bij
de mensen in Soest en ook de omgeving achter die naam van jou, Jan Visser,
buitengewoon veel schuil. 23 jaar stond je voor ze op de bres. Ze zullen je
wel dankbaar zijn. Je naam gewoon, maar je daden benne buitengewoon. In
jouw optredens wisselen hoogtepunten en andere punten elkaar in snel tempo
afNog voor j e in die ene nacht geroepen wordt tot het hoge ambt van
wethouder, presenteert het college van B&W al in de jaren tachtig een
gemeentebegroting met begeleidend schrijven waarin opgenomen een bladzijde
proza van een bekend schrijver uit de vorige eeuw. Een boos raadslid, wars
van alle nieuwe fratsen, verscheurt deze bladzijde uit de begroting. En als
nou dezelfde avond de Soester bibliotheek aan de orde komt, stel jij voor
het boze raadslid met spoed te benoemen in het bestuur van de bibliotheek.
Dat is een voorbeeld hoe subtiel en bescheiden je kunt zijn. Helaas heeft
deze karaktertrek niet altijd de boventoon gevoerd. Zo wordt in Soest
Monumentaal, een zeer kostbare uitgave uit 1991, die 110 monumenten van de
gemeente samenbrengt, de lezer geacht op elke pagina een gedicht van jou te
lezen. Wie zal maken dat niemand het zal laken? Dat is een uitspraak die
zeker geldt op het terrein van de ruimtelijke ordening, waar jij in de
zeventiger jaren op ten strijde trekt. Het centrumplan, de weg over de Eng.
Eenmaal zelf gezeten in het centrum van de macht, begin jaren negentig,
strijk je nogal eens met de hand over je hart. Hetwelk dan rijpende moet
zijn geweest. En we vragen je dan nog wel eens hoe dat toch komt, hoe dat
is gekomen. Maar je had dan een goed gesprek gehad, of iets dergelijks. Je
had jezelf dan uitgenodigd op een arrenslee, of je was op bezoek geweest
bij een eenvoudige doch gevoelige inwoner, toevallig tevens aannemer van
beroep. Ik zie ons beiden nog fietsen in de Soester dreven, op afstand
gadegeslagen door de gemeentesecretaris. We bezochten dan de gevoelige
plekken van dat moment. We gingen met z'n tweeën, jij omdat je wethouder
r.o. was en ik omdat ik geïnteresseerd was, meer niet.
Je geniet in Soest grote bekendheid, het is al gezegd. Elke vier jaar waren
je verwachtingen op de resultaten van de verkiezingen hoog gespannen. Je
was nog wel eens jaloers op het CDA, omdat de stemhokjes van boven open
waren, maar je schatte steeds weer je eigen kansen hoog in, omdat je zo
bekend bent bij de kiezers. Jan, de kiezers hebben echt het voornemen gehad
je te kiezen, maar eenmaal in het stemhokje moeten ze zich hebben bedacht.
Echter, een harde kern is gedurende 23 jaar jou trouw gebleven. Wellicht
zijn dat de echte kunstenaars in deze gemeente. En zoals je zelf zegt,
vormen de kunstenaars een elitegroep, klein in omvang, maar groot in
kwaliteit
Jan, je trekt je nu terug uit de politieke schijnwerpers. Dank voor jouw
durf, dank voor de relaxte en plezierige samenwerking, dank voor het aantal
malen dat we binnen en buiten het college hebben gelachen, nietwaar? En
dank voor je bijdrage aan Soest. Het is al door Günther gezegd, het zal nu
in politiek Soest wel eens een tikje saaier kunnen gaan worden.
VOORZITTER: Ik zie deze twee Jannen nog wel eens een keer samen op een
tandem naar Rome of een andere plaats gaan. Dan hebben wij het rustig in
Soest. Ik heropen de raadsvergadering en geef als laatste het woord aan de
nestor van de raad, de heer J. Visser.
Heer VISSER (GL/PS)Dank u wel, voorzitter. Ik heb zeven wensen. Zeven,
omdat het gewoon een bijzonder getal is. Dit afscheid draagt agendapunt 21,
dat is drie keer zeven. Aangezien de wereld in zeven dagen geschapen is,
heb ik al mijn wensen de namen van de dagen van de week meegegeven. Zoals
vaak de politiek leeft bij de waan van de dag, nietwaar? Vandaag ga je
eruit en morgen zijn ze je vergeten. Wie kent nog de raadsleden als
Pothuizen, Ben Joosten, mevrouw Walter, Jan Menne? Bij een onlangs gehouden
enquête in Soest bleek het winkelend publiek zelfs zittende raadsleden
nauwelijks te kennen. Op één na
Ik begin met de donderdag. Gemeenteraadsdag. Ik zou wensen dat we eens
ophouden met de suggestie dat er een kloof bestaat tussen burgerij en
gemeentebestuur. Net zo min als er een kloof bestaat tussen mevrouw Jansen
en de bakker om de hoek, of tussen mijnheer Willemse en zijn garagehouder
op het industrieterrein. Ze hebben geen enkele behoefte bij elkaar op
schoot te zitten, het enige wat de consument verlangt, is dat de midden
stander goed brood verkoopt en de zakenman een veilige auto levert. De
burger verlangt een goede prijs/ kwaliteit verhouding en vriendelijke