20 maart 1997
- 9 -
om
VOORZITTERDe wethouder moet wel weten waarop ze moet antwoorden.
Mfivrouw SWINKELS (D66)In zoverre, ik kan natuurlijk de wethouder vragen
of ze mij de verzekering kan geven dat er voor de gemeente geen nadelige
gevolgen zitten aan deze beslissing. Dan in de breedte, dus niet alleen
hetgeen ter inzage ligt.
Mevrouw KOSTER (GL/PS)Voorzitter, we hebben de enorme dikke dossiers
doorgeworsteld die in de leeskamer ter inzage zijn gelegd. We hebben er in
de commissievergadering uitgebreid over gediscussieerd, de hele procedure
is eigenlijk bijzonder onverkwikkelijk. Mede op grond daarvan zijn wij
tegen dit voorstel.
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS)Voorzitter, dank u voor het woord. Gemeentebe
langen Groen Soest wil er geen misverstand over laten bestaan wat haar
standpunt is met betrekking tot dit agendapunt. Wij zijn tegen de verkoop
van deze grond. Hiervoor heeft Gemeentebelangen Groen Soest twee redenen.
De eerste is dat naar ons idee de bedrijfsuitoefening een veel te groot
schalig karakter krijgt. De tweede is dat er onvoldoende garantie is ten
aanzien van de tijdelijkheid van de bedrijfsuitoefening. Daar komt bij dat
Gemeentebelangen Groen Soest van mening is dat als er al gekomen wordt tot
enige bedrijfsactiviteit op het Kamp van Zeist -en dat is voor ons nog maar
de vraag- deze activiteit zeker niet over de Oude Postweg heen mag gaan.
Met het niet doorgaan van deze verkoop, verwacht Gemeentebelangen Groen
Soest dat het desbetreffende terrein wordt gesaneerd en ingericht als bos.
Aan de andere kant, voorzitter, willen wij er ook geen enkel misverstand
over laten bestaan dat de door het college gevolgde procedure in deze
bijzonder afkeurenswaardig is. In jarenlange onderhandelingen is het
college heen en weer geslingerd tussen wel en geen steun verlenen, het
telkens weer stellen van andere en aanvullende voorwaarden en zijn de
betrokkenen aangezet tot het verder uitwerken van plannen en volvoeren van
uitgebreide publiekrechtelijk procedures. Met name in de wetenschap dat dit
dossier beslist niet de makkelijkste spelers kent, had van het college
verwacht mogen worden dat het voldoende waarborgen zou hebben getroffen om
te voorkomen dat het geplaatst zou worden in de situatie waarin het nu
verkeert. Gedwongen door de omstandigheden, ligt een raadsvoorstel voor dat
noch door het college noch door de raad wordt gedragen. Redenerend vanuit
het gegeven dat het college deze verkoop meerdere malen aan de betrokkenen
heeft aangeboden, is dit een bijzondere wijze van onbehoorlijk bestuur. Dit
geldt zowel richting de betrokkene -deze heeft geld, energie en tijd
geïnvesteerd in een plan dat uiteindelijk geen doorgang kan vinden- als
richting de raad, die geconfronteerd wordt met de noodzakelijkheid deze
zaak op deze manier af te wikkelen. In deze is het belangrijk de rol van
het college als bestuursorgaan, maar ook als procesbewaker te beschouwen.
In beide gevallen is uitdrukkelijk de rol van het college als geheel aan de
orde
Bij aan- en verkoop van onroerende zaken voert het college onderhandelingen
met betrokkenen onder het voorbehoud van goedkeuring van de raad. Dit
gebeurt omdat de raad als hoogste orgaan uiteindelijk het besluit neemt.
Mede gelet op het feit dat de raad een orgaan is van gekozen vertegenwoor
digers en in het besluitvormingsproces een politieke afweging wordt
gemaakt, is een dergelijk voorbehoud in de praktijk voor een betrokkene
weieens het einde van het verhaal geworden. Het betreft dan zaken waarvan
het in de regel al door eerdere uitlatingen van de raad duidelijk is
geworden dat er sterk verdeelde standpunten heersen, waarbij een meerder
heid weieens naar de andere kant kan omvallen. Hier betreft het een
ingewikkelde en langslepende zaak, die door het college op geen enkele
wijze eerder aan de raad is voorgelegd. Concreet levert dit de situatie op
dat betrokkenen met de gemeente op basis van jarenlange onderhandelingen
tot een koop lijken te kunnen komen en plotseling de raad een njet uit de
hoge hoed tovert. Daar waar het college feitelijk niet eens tot verkoop
over wil gaan. De vrijblijvendheid van een beroep op het voorbehoud van het
raadsbesluit moet hier in twijfel worden getrokken, zowel richting de
ondernemer als richting de raad.
Het college heeft zich, ook bij zijn publiekrechtelijk handelen, continu