25 juni 1998
- 20 -
drie en de bibliotheek. De toegankelijkheid staat op vele wijzen onder
druk. Aan de ene kant worden we geconfronteerd, met het feit dat er dus nu
een verminderde openstelling is, aan de andere kant zien we dat door de
financiële problematiek er allerlei tariefsverhogingen op de rol staan en
daarbij speelt ook nog een keer dat in ieder geval van de kant van de
bibliotheek wordt aangegeven dat ze binnen de huidige financiële randvoor
waarden, zoals ze nu op dit moment in deze discussie een rol kunnen spelen,
de zaak niet zien zitten. Daarmee moet je dus eigenlijk constateren dat met
dit voorstel andermaal -want dat was al in een eerdere instantie het geval,
met die ene miljoen die de heer Roest ook al noemde- de bodem nog eens een
keer volkomen onder de intentie van de raad is weggeslagen. Geen rendement
en de toegankelijkheid staat op een gigantische wijze onder druk. En de
zekerheid ten aanzien van de toekomst staat zo mogelijk nog sterker onder
druk. Mijn fractie heeft al heel veel moeite gehad om überhaupt te kunnen
volgen hoe u en met name de verantwoordelijk wethouder, in een situatie
heeft kunnen geraken dat u naar de raad moest met het verhaal dat u een
miljoen extra nodig had. Mijn fractie rekent het de verantwoordelijk
wethouder voor de volle honderd procent aan dat we andermaal in een
situatie worden gebracht dat we moeten constateren dat er aan de uitgangs
punten die de raad heeft geformuleerd bij de kerntakendiscussie niet wordt
voldaan. Andermaal. Wij vinden dat hier sprake is van bestuurlijk onvermo
gen. Ten aanzien van de feiten zoals ze deze week op tafel zijn gekomen met
betrekking tot de informatievoorziening, de raad en met name D66 heeft vele
malen aangedrongen op de juiste informatie omtrent een aspect van de
toegankelijkheid. Nog afgezien dat dat bijzonder onhandig elke keer is
gebracht, is er op een cruciaal moment, dat is in de afgelopen januariver
gadering geweest, informatie aan de raad onthouden. Mijn fractie kan op dit
moment geen andere conclusie trekken dat, gelet op de discussie die daar is
gevoerd en de stellingname van de wethouder, er bewust informatie is
onthouden. Dat is een politieke doodzonde. Het betekent dat de stellingname
van mijn fractie in eerdere instantie, dat de vertrouwensbasis voor het
functioneren van deze wethouder was komen te vervallen, ook in deze
raadsvergadering voor de volle honderd procent recht overeind staat. En de
vertrouwensvraag zoals die feitelijk ook door de heer Roest is geformu
leerd, zouden wij u willen vragen nadrukkelijk in overweging te nemen.
Wethouder BLOMMERSVoorzitter, laat ik nog eens even beginnen te zeggen
dat ondanks de pagina in de Gooi- en Eemlander, het kennelijk nog niet
helemaal duidelijk is bij iedereen in deze raad dat de keuze voor één
gebouw, dus voor de nieuwe C-drie/bibliotheek, een voorstel is dat uit de
instellingen is gekomen. U hebt namelijk in de kerntakendiscussie uiteinde
lijk als raad -en ik reken ook mijzelf daartoe- besloten om de bibliotheek
en C-drie een bezuiniging op te leggen van 300.000,-- ten opzichte van
het budget van het ijkjaar dat we daarvoor gebruikt hebben. En u hebt
daarnaast gezegd: wij maken geen keuze, we zeggen niet: het is zoveel voor
de bibliotheek of zoveel voor C-drie, nee, die twee instellingen samen die
ook veel raakvlakken hebben, moeten samen die 300.000,-- opbrengen. En op
dat moment zijn C-drie en de bibliotheek samen aan tafel gaan zitten,
hebben hun eigen visie op hun toekomst vastgelegd en hebben een plan dat al
in eerdere instantie -en ik denk zelfs voor een groot gedeelte geïnspireerd
door oud-raadsleden- op dat moment een keer besproken was, het plan
Citadel, opnieuw op tafel gelegd, aangepast aan nieuwe vragen, nieuwe
eisen, nieuwe mogelijkheden die er zijn. Ze zijn gekomen met het plan dat
we nu noemen: C-bieb. Ik denk dus dat het wat dat betreft heel logisch is
dat je als raad dan ook die openheid hebt naar zo'n instelling dat je zo'n
plan serieus bekijkt. Dan zegt de heer Van Vuurenhet is eigenlijk zo
zonde dat we allemaal stapjes hebben genomen, dat we het totaalbeeld niet
hebben gezien. Ik denk dat de raad wel degelijk het totaalbeeld zag van wat
we allemaal graag wilden. Wat we ons natuurlijk, zeker in het begin,
misschien niet hebben gerealiseerd, is dat je in zo'n samengaanproces een
aantal dingen niet allemaal direct breed voor je ziet en inderdaad komen er
dan stappen achter elkaar waarvan je zegt: ja, dat is in sommige gevallen
verrassend. Maar aan de andere kant was het beeld met name bij de betrokken
instellingen die het hebben voorbereid heel duidelijk wat de meerwaarde zou
zijn van het samengaan, dat afgezet tegen alle grote toestanden die men
moest uithalen in de huidige behuizingen, waar ze dus separaat in zaten.
Dan denk ik dus dat het niet helemaal logisch is als de heer Roest zegt: