12 oktober 1998
-26-
gezegd: ga die prijzen van de grond voor bedrijven verhogen. Ik wijs de
raad erop dat de grondprij zen in samenspraak met u worden samengesteld en
ik zal mijn voorstel doen op de daartoe geëigende tijd, en dan zal ik
rekening houden met uw opmerkingen. Wat betreft de opmerking: Ja, dan zal
er toch ook moeten worden geïnvesteerd in de bedrijventerreinen. Ja, maar
realiseert u zich dat het enige stuk dat we werkelijk nog kunnen verkopen,
of de enige twee in wezen de hockeyclubterreinen zijn en het andere terrein
op de Richelleweg. En dat zijn dus beide terreinen die nieuwe terreinen
zijn en op de oude terreinen bezitten wij niets. Er zijn vragen gesteld
over de uitgiftecriteria voor bedrijfsgrond en m.n. hoeveel personeel
levert extra grond op. Dat was een belangrijk criterium dat door twee
partijen is genoemd. U zult zien dat in de criteria die wij in concept
hebben vastgesteld voor het bedrijventerrein op de hockeyterreinen, dat we
daar een aantal criteria gebruiken waaronder deze en die is buitengewoon,
wordt door ons als zeer zwaar gezien. Dat zijn criteria die wij in samen
werking met de Soester Zakenkring en ook de Kamer van Koophandel hebben
besproken, en op het moment dat we werkelijk bedrijventerreinen gaan uitge
ven, ik denk dat dat ook het moment is om ze zo up to date mogelijk te
hebben, zullen we in ieder geval die criteria aan u voorleggen, alvorens
iets uit te geven. Dan vraagt het GPV/SGP/RPF nog of wij ook rekening
kunnen houden met kleinere startende ondernemers die niet in staat zijn om
hele grote investeringen te doen. Ja, ik moet u toch zeggen dat is natuur
lijk op zichzelf heel moeilijk, omdat op het moment dat wij grond verkopen,
wij niet anders zijn dan welke verkoper dan ook. Dan tasten we toch de
markt af en dan, ja, dan heb je er niet deze sociale aspecten over het
algemeen bij. GGS zegt: afstoting van gemeentelijke eigendommen, want we
hebben nu ook grondzaken. Daar hebben we nooit over gesproken en wat erger
nog, de raad wou daar niet over discussiëren. Ik wijs erop dat wij vanaf
juni 1997 met dit besluit bezig zijn geweest, en dat het in verschillende
vormen ter inzage heeft gelegen en ik hecht eraan dat nog eens een keer in
deze raad gezegd te hebben. Dan de belastingen. Door een aantal van u zijn
er voorstellen gedaan die in meer of mindere mate te maken hebben met de
belastingen. Wij hadden met elkaar afgesproken dat wij in 2000 en dat jaar
is niet voor niets gekozen, dat jaar is gekozen omdat dat het hertaxatie-
jaar van de WOZ is, dat jaar is gekozen omdat we dan eigenlijk een totaal
beeld zullen hebben van wat heeft dat nu voor invloed op het totale belas
tingklimaat in de gemeente. En ik denk dat het wijs is, want het gaat er
tenslotte om, dat de lasten op een bepaalde manier verdeeld worden. Ieder
een heeft daar zijn eigen model voor, maar in ieder geval gaat het om een
totaalbeeld. Het zou slecht zijn om dingen naar voren te halen en eenzijdig
nu te veranderen, terwijl je niet het totaalplaatje voor je hebt. Ik heb
aan de andere kant toegezegd, dat heb ik reeds gedaan toen we het hadden
over de planningskalender, dat het een volstrekt open discussie is en dat
daar dus ook elk model op zichzelf aan de orde kan komen. Maar je zal het
denk ik toch op z'n minst goed moeten doorrekenen voordat je daar beslis
singen over neemt. Dan is er nog een opmerking gemaakt over het inzetten
van de reserves. Ja, ik denk dat het moeilijk is dat wij op dit moment
inderdaad onze grote reserve rentegebruik moeten inzetten. Maar ik denk aan
de andere kant dat het juist is dat we het nu doen, ook omdat we weten dat
op het moment dat de financiële situatie anders zou worden, en laten we
hopen verbeteren, dat we dan in ieder geval iets niet onomkeerbaars hebben
gedaan. Dus wat dat betreft denk ik dat ik iedereen die zegt van: stel dat
toch een keer de wind weer draait en dat er een gunstig financieel klimaat
ontstaat, wilt u dan nog eens een keer goed kijken naar die belastingsitua
tie, dat ik die kan geruststellen, dat dat ook mijn hoogste prioriteit en
die van het hele college is.
VOORZITTER: Dank u wel. Dan geef ik het woord aan wethouder Krol.