-2-
19
6. Voorstel tot het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar ex artikel
19 Wet op de Ruimtelijke Ordening (Kerkplein 9 - bouwen van een bankgebouw)
VOORZITTER: Alvorens dit punt ter discussie te stellen, dames en heren,
leden van de raad, wil ik het volgende verklaren.
Voorafgaande aan deze discussie over dit agendapunt wil ik als voorzitter
van de raad het volgende zeggen.
Naar aanleiding van de behandeling van de onderhavige zaak in de commissie
r.o., volkshuisvesting en openbare werken en de inbreng daarin van de zijde
van de fractie van GGS heb ik de fractievoorzitter van GGS uitgenodigd voor
een gesprek. In dat gesprek, dat ik samen met de gemeentesecretaris heb
gevoerd, heb ik de heer Witte meegedeeld dat naar mijn mening door de in
breng van de fractie van GGS ten onrechte de integriteit van mede-raadsle
den in het geding is gebrachtIk heb een dringend beroep op de heer Witte
gedaan ondubbelzinnig en welgemeend afstand te nemen van die handelwijze.
De heer Witte heeft namens zijn fractie in een schriftelijke reactie aan
mij meegedeeld dat de fractie van GGS uitdrukkelijk en zonder voorbehoud
stelt dat de integriteit van de heren Middelkoop en Boerkoel en hun fractie
niet door hen in het geding is gebracht zoals inmiddels wordt gesuggereerd.
Helaas kan ik als onafhankelijk voorzitter niet anders concluderen dan dat
naar mijn mening door de naar buiten gebrachte mededelingen van de zijde
van de fractie van GGS die integriteit van mede-raadsleden feitelijk wel in
het geding is gebracht. Ik betreur dat in hoge mate evenals ik betreur dat
daarvan geen c.g. onvoldoende afstand is genomen.
Wanneer de fractievoorzitter van GGS met zijn brief beoogt te zeggen dat er
bij zijn fractie geen enkele twijfel heeft bestaan en bestaat aan de inte
griteit van mede-raadsleden, en dat indrukken daarover bij mij en anderen
onjuist zijn, dan verdient het op z'n minst aanbeveling dat de fractie
voorzitter van GGS dit duidelijk en onomwonden uitspreekt, zodat elk mis
verstand daarover is uitgesloten.
Dat de integriteit van de overheid gediend is met herkenbare oordeelsvor
ming en transparantie in de belangenafweging, zoals de fractie van GGS
stelt is naar mijn oordeel juist. De bevordering van deze aspecten is naar
mijn mening niet gediend met de wijze waarop de fractie van GGS bij de on
derhavige zaak het aspect van de naar hun oordeel aanwezige schijn van mo
gelijke belangenverstrengeling heeft aangekaart.
Tenslotte, dames en heren, merk ik op dat ik er ook voor de toekomst van
uitga dat ingeval een van de leden van deze raad een vermoeden of enige
indicatie heeft van een mogelijke belangenverstrengeling mij daarover als
voorzitter inlicht. Ik beschouw het uitdrukkelijk ook als mijn taak om te
waken voor zuivere verhoudingen en zuivere belangenafweging.
Tot zover mijn verklaring.
Heer KRIJGER (WD)Ik wilde graag een soort punt van orde stellen. Het is
mogelijk om de discussie over een zakelijke aangelegenheid wat het zou moe
ten zijn, te laten doorkruisen door andere zaken m.b.t. werkwijze, houding
van raadsleden en fracties. Dat kan beide zaken niet ten goede zijn. Ik
stel voor in een soort voorstel van orde dat we eerst praten over de werk
wijze m.b.t. het komen tot een voorstel, een afweging en daarna kunnen gaan
praten over datgene wat feitelijk is voorgelegd. Daarmee hou je ook de mo
gelijkheid open dat mensen wat vrijer praten over hoe het zou moeten en dat
we daarna kunnen gaan praten over datgene wat inhoudelijk is, want het één
kan het ander overschaduwen.
VOORZITTER: Ik leg dit voorstel aan u voor met het voorstel het over te
nemen. Dat we eerst over datgene waar ik over gesproken heb en wat de heer
Krijger bedoelt spreken en daarna over de inhoudelijke raadsvoorstellen. Ik
constateer dat u allen ja knikt en daarmee akkoord bent. Dan is daartoe
besloten. Wie mag ik als eerste het woord geven? Meneer Witte, u krijgt het
woord
19 november 1998