29 juni 2000 - 10- door GL. Als raadslid ben je bezig met twee petten. Je bent verantwoordelijk voor een lokaal onderwijsbeleid en je bent bestuurder van het openbaar onderwijs, net aan de orde gekomen. In het kader van een lokaal onderwijsbeleid heeft mijn fractie gepleit voor een onderwijsvisie van de gemeente Soest waarin duidelijk beleidslijnen worden aangegeven. Die onderwijsvisie is er nog niet. Wij hebben tot dusver besloten vergaderd omdat we hebben gedacht daarmee de belangen van het openbaar onderwijs het best te dienen. Dat heeft ook mijn buurvrouw tot dusver gedacht, anders had ze zeker op dat moment in de vergadering gevraagd om openbaar vergaderen. Wat is het probleem? Het probleem is de teruggang van een aantal leerlingen van een aantal vestigingen van het openbaar onderwijs. En dat komt vooral door toenemende segregatie. En dat ondanks de geweldige inzet van personeel en directie. Daar is de laatste tijd ook bijzonder veel in geïnvesteerd. Dat leidt tot exploitatieverliezen en dat brengt de gemeente aan het denken. Welke kant moet het uit? Voorzitter, dat probleem is niet alleen een probleem van het openbaar onderwijs, ons probleem. Dat is ook een probleem van het bijzonder onderwijs. Zeker op lange termijn. Nodig is dan ook een oplossing in gezamenlijkheid van schoolbesturen, anders kan niet. En de lijnen waarop deze samenwerking gestalte zou moeten krijgen zijn de volgende. We zullen met z'n allen, en daarmee geef ik mijn positie weer als D66-er, moeten werken aan het voorschools project. En ik weet dat het college en deze raad daar ook mee bezig is. Wij moeten werken aan een integratie van minderheden op de scholen. 30-70 Is naar voren gekomen. Dat is geen wet, dat heeft de wethouder net ook gezegd, maar dat is een streefsituatie. Maar nog veel belangrijker naar mijn mening, voorzitter, is het streven naar een taalschool, zoals ook gesuggereerd in een tussenbalans van het openbaar onderwijs. Een taalschool bundelt expertise die er al lang is. Het openbaar onderwijs is goed in een aantal zaken en dat moeten we behouden. Dat geeft wel een probleem. Als wij daar als gemeente geld in zouden stoppen, in een taalschool, dan betekent dat via de overschrijdingsregeling die er is in het onderwijs, dat, laten we zeggen, we geven een miljoen aan een taalschool, aan die bundeling, dat betekent dus dat het bijzonder onderwijs ook geld zal krijgen. Ik dacht dat de verhouding ongeveer 3 miljoen zou zijn. Er is dus nodig die samenwerking met het openbaar onderwijs. Er zal een convenant moeten komen en ik roep u daartoe op met het bijzonder onderwijs, om te zeggen: wij zien af van de gelden waar we via de overschrijdingsregeling recht op hebben. En dat is het belang van dat bijzonder onderwijs, zeker op lange termijn. Ik neem deze gelegenheid om dit signaal aan u maar ook aan bijzonder onderwijs te geven. Dan blijft er nog een punt voorzitter, vanuit onze zorg voor het personeel en de ouders die natuurlijk hier heel erg ongerust van worden. Ik vind het heel belangrijk dat u een dialoog aangaat. Er is nu een briefje geschreven, maar ik denk dat het niet genoeg is. Ik denk dat u mondeling ook zult moeten reageren en mensen die verontrust zijn zou moeten aanhoren, dat is punt 1En eigenlijk heb ik tot nu toe een echte reactie van het college gemist op die suggestie in die tussenbalans over die taalschool. Misschien zou u daar nog iets over kunnen zeggen? Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter er zijn een aantal concrete vragen gesteld en ik proef even het gevoel dat we hier nu toch, zonder dat we naar mijn idee voldoende kennis van zaken hebben om al een keuze te maken, iets neer gaan leggen. Ik denk dat er in beslotenheid volkomen terecht zoals dat niet anders is als bij andere zaken overleg is geweest. En laten we daar geen misverstand over laten bestaan, het is heel vaak geweest en heel langdurig en heel indringend. En ik heb dan ook het gevoel dat het juist jammer is, nu we bijna zou ik haast zeggen, met elkaar weten dat er op zeer korte termijn misschien iets te verwachten valt, ik ken niet de inhoud van wat daaruit komt, maar in ieder geval iets te verwachten valt waar we iets mee zouden kunnen doen, dat we juist nu, op dit moment, met deze vragen geconfronteerd worden. Ik heb even zitten denken en ik heb het een klein beetje vergeleken met zaken die we kennen en waarvan we dan zeggen: die zijn onder de rechter. En dan hebben we een soort afspraak, daar spreken we met elkaar niet over. En ik denk dat als je in onderhandeling bent als college, gefiatteerd door de commissie, dus wij met elkaar als schoolbestuur, dat het dan jammer is dat dit soort zaken dat misschien en ik hoop echt dat het niet gebeurt, ik ben daar toch wat bezorgd over, dat dat misschien gefrustreerd raakt daardoor. En dat zou heel negatief zijn. Ik hoop waarachtig dat de intentie zo is dat wij met elkaar als schoolbestuur en in opdracht daarvan de portefeuillehouder die namens ons dan de zaken probeert te behartigen, zowel in het belang van het onderwijs van de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 2000 | | pagina 159