31 augustus 2000 2001Maar op zichzelf maakt het voor de uiteindelijke exploitatie natuurlijk niet zo ontzettend veel uit, ik bedoel, of het vroeg in het jaar uitkomt of later in het jaar. Dat maakt in werkelijkheid wel iets van verschil uit, maar we gaan in de exploitatieopzet niet uit van een bepaalde datum. Uiteindelijk zult u zien dat elke exploitatie die je uitstelt altijd meer opbrengt dan degene die je heel snel afhandelt. Dat heeft ook iets te maken met prijsstijgingen. Het vervelendste van het feit is dat we 3 maanden later de grond kunnen uitgeven, 3 maanden later dan gepland zoals in de commissie financiën. In de commis sie van financiën zijn we uitgegaan dat de mensen in april erop konden. Het wordt nu september. En dat maakt natuurlijk uit, want de mensen betalen later, en op dat moment krijg je dat geld later binnen. Heer ROEST (D66): Voorzitter, het is goed dat er duidelijkheid is over het onderwerp. Mag ik dan concluderen dat, als ik uitga van een exploitatie van, het is 13 miljoen, maar ik ga voor het rekenen uit van 10 miljoen, en rente komt 3 maanden later binnen tegen 5%, dat we dan ook een schade hebben aan rente van pakweg 160.000,-. Is dat te snel? Wethouder BLOMMERS: Nee, dat mag u niet. Dat is iets te snel. Want we verkopen niet dat hele bedrijventerrein in één keer, weet u wel. Dus waar het om gaat, is dat we een aantal percelen 3 maan den later verkopen en dan nog moet u zich niet rijk rekenen dat op het moment dat wij een brief uitdoen dat dan ook het geld binnenkomt, want mensen betalen op het moment dat ze een bouwver gunning hebben. Dus het is op zichzelf helemaal niet alleen de exploitatie-opstelling. Ik denk dat het onderwerp vrij gedetailleerd is, en ik wil u best daarvan nog eens even schriftelijk het verloop laten zien, maar de bedragen die u noemt worden bij lange na niet daardoor beïnvloed. VOORZITTER: Ik denk dat op dit onderdeel in voldoende mate de reactie is gemaakt. Ik zou nog een paar afrondende opmerkingen willen maken. Allereerst of dit onderwerp zich leent voor nader onder zoek. Daar wil ik twee dingen van zeggen. Ik denk dat gelet op de tijdsduur dat er al een bestuurlijke betrokkenheid is met dit onderwerp, het zeer de vraag is of het gelet op de omvang en de tijdsduur die verlopen is, of dit onderwerp zich leent voor een onderzoek wat de raad in het kader van bestuurlijke vernieuwing als eerste ter hand zou moeten nemen. Daar stel ik dus een vraagteken bij. Maar het is aan de raad te zijner tijd naar aanleiding van de voorstellen die er komen van de werkgroep bestuurlijke vernieuwing, om die keuze te maken. Maar gelet op de lange tijdsduur is het de vraag of dit het beste onderwerp is om ter hand te nemen. En het tweede is: wij hebben met die onderzoeken nog geen enkele ervaring opgedaan, en dan is het ook maar weer de vraag gelet op de stapels dossiers die er liggen, en ik heb ze de afgelopen dagen mogen doorgronden, ter vervanging van, of je daar veel verder komt dan de bevindingen die op dit moment, op deze avond, aan de orde zijn. Dus zowel de complexi teit als de omvang, als de fase waarin we zelf zitten met het onderwerp is het de vraag of dit het onderwerp bij uitstek is om toekomstgericht mee te beginnen. Maar de discussie daarover, dus dat punt wil ik maken, zal de komende maanden plaatsvinden en dan zal er gewogen worden door de raad of dit het enige onderwerp is of dat er meerdere zijn en of de eerste keus dan terecht komt, zoals enkelen hier vanavond aan de orde stellen. Ik denk dat daar, in ieder geval vanuit het college wil ik die aarzeling aangeven, de vraag is of dit het onderwerp bij uitstek is. Dat is één. De tweede kanttekening die ik wil maken is wat de heer Roest aangeeft met zijn motie. Ik denk dat van de zijde van het college in voldoende mate de afgelopen keren in commissie- en ook in raadsvergaderin-gen is aangegeven wat de gevoelens van het college zijn over dit onderwerp. Dat ik heb mogen aangeven namens het college wat de activiteiten ter verbetering zijn, toekomstgericht. Dat het onderwerp al zo vaak onderwerp van discussie geweest is. Dat we het van geen toegevoegde waarde ervaren en ook de motie een status heeft bijna tussen vlees en vis in, dat het niets toevoegt aan de discussie die tot nu toe gevoerd is. En in die zin zal de motie voor ons ook geen toevoegende betekenis hebben. Laat ik het zo maar aangeven en daarmee mijn reactie in tweede termijn als vol doende beschouwen. Ik wil naar een laatste termijn toe. - 34 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 2000 | | pagina 223