16 oktober 2000
Wethouder KROL: Ja, ik het dit jaar bedoeld als in 2000.
Heer KONING (CDA): Oké, dank u wel.
Wethouder KROL: ISV. U heeft allemaal kunnen lezen voorzitter dat de provincie Utrecht zeer te
spreken was over ons ISV-plan en niet zo zeer over de ambitieuze plannen die daarin stonden, maar
vooral over hoe we het gedaan hebben. Dus niet dat we heel veel op de schop willen nemen was het
grootste doorslaggevende criterium, maar het feit dat we het met een heleboel mensen samen hebben
gemaakt. En dat zullen we met elkaar eens heel goed in de gaten moeten houden als we straks in een
aantal wijken van Soest gaan praten over, in het kader van wijkperspectiefplannen, waar willen wij
met de wijk naar toe? Want daarbij gaat het om het proces datje met de burgers samen voert. Niet hier
in de kamer met elkaar bedenken, goh het zou toch zo aardig zijn als we een stukje van een flat zouden
afbreken, maar met een wijk overleggen hoe zij zelf de kwaliteit van wonen, leven en werken daar
willen verbeteren. Sommige fracties zeggen: kan het niet wat eerder in de wijk Smitsveen? In onze
optiek, de start is bij Spoordal, is Smitsveen de eerste wijk waar je dit soort stappen zou moeten zetten,
maar vergeet wat dat betreft niet, en dat mis ik soms een beetje in de algemene beschouwingen, de
wijk de Eng, dat zijn in optiek, in de optiek van het college, de twee wijken waar je de eerste grote
stappen zult moeten zetten.
Openbare werken. Een aantal fracties heeft de opmerking gemaakt over kwaliteit van de weg, het
wegonderhoud en de elementenverharding zoals dat zo mooi heet, dat zijn niet de asfaltwegen maar de
steentjeswegen om het maar in gewoon Nederlands te vertalen. Belangrijkste voor het college daarbij
is dat we daar zelf ook wel enige zorg over hebben, maar niet anders dan het voorstel zoals we nu
gedaan hebben, want dat zijn de middelen voor volgend jaar, maar we zijn nu aan het vergelijken met
andere gemeenten, om te kijken in het zogenaamde benchmarktonderzoek - iemand vroeg mij wat is
dat ook al weer, je vergelijkt met andere gemeenten hoeveel zij uitgeven aan wegenonderhoud,
gemeenten die een beetje vergelijkbaar zijn, en dan kijkje wat daaruit komt. En als wij naar onze
onderhoudscijfers kijken, dan zien we dat vooral op het gebied van de zogenaamde elementenverhar
ding, nogmaals de losse steentjes, de stoepen, dat daar de grote zorgpunten zitten. Wat mij betreft en
wat betreft het college moetje daar nu niet zomaar iets over zeggen, maar zou je daar, op het moment
dat die benchmarktgegevens boven tafel komen met elkaar moeten concluderen wat nou werkelijk de
situatie is van de wegen en de stoepen en de straten. En als daar uit zou komen dat het op zo'n moment
inderdaad niet goed is en niet deugt op dat moment, dan zijn wij met elkaar, raad en college denk ik,
volledig in staat om daar extra middelen voor uit te trekken.
Heer MEILOF (GPV/RPF/SGP): Ik vind dit een beetje teveel een rampenaanbod. We hebben gewoon
simpelweg dat systeem, dat logische systeem. Waarom zijn we daar eigenlijk ingestapt, omdat we het
voor die tijd op onze intuïtie deden, en tegelijkertijd, technisch werd er inderdaad gezegd nou die weg.
En dan hadden wij teveel als raad het gevoel van: nu opeens daar en dan daar, laten we er nou eens een
stukje logica onder zetten. En die hebben we, en toen hadden we te weinig geld, toen hebben we die
logica opzij geschoven en nu gaan we iets nieuws introduceren. En dat vind ik grote flauwekul. Sorry.
We hebben gewoon een bestaand systeem dat perfect werkt als we het hanteren, rationeel wegbeheer.
En ik vind het onzin om nou weer iets nieuws te gaan inhuren om dat stuk weer door te meten enz.
Wethouder KROL: Dan heb ik het niet duidelijk gezegd. We hebben geld, we hebben rationeel
wegonderhoud en u vindt het onvoldoende. Dat zegt u in uw algemene beschouwingen, er moet meer
geld aan besteed worden. U schrijft dat er najaren van zware tijden meer geld aan wegonderhoud
besteed zou moeten worden. Dat schrijft u in uw algemene beschouwingen. Daar mag ik u op aanspre
ken. En als u vindt, dat mag u van mij niet verwachten, want dat noemen wij hengelen in het college,
dat ik zeg van: nou raad, kunnen we er niet nog een tonnetje bijdoen, dat heet hengelen. Dat is niet de
goede manier van een gemeente besturen. Als u van mening bent dat het onvoldoende is, de hoeveel
heid middelen die wij in deze gemeente voor wegonderhoud uitgeven, dan zult u met uw collega's in
de raad dat het college moeten voorleggen. Ik zeg u dat wij vanuit het college vinden dat we naast het
- 28 -