23 maart 2000
-5-
worden in de commissie. Ook worden alle zaken die art. 19 lid 1 aangaan toch nog in de leeskamer ter
inzage gelegd. Wij hechten er zeer aan, evenals de heer Van der Weij dat we dit binnen een jaar
evalueren. Op dit moment heeft de wethouder het voordeel van de twijfel en stemmen wij in met dit
voorstel.
Heer WITTE (GGS): Voorzitter, ook wij hadden aanvankelijk enige twijfel over het voorstel zoals het
college dat aan ons deed. In zijn algemeenheid zijn wij er niet erg voor om veel aan het college te
delegeren. Wij willen als raad ook graag een flinke vinger in de pap houden en op het moment dat het
ons politiek uitkomt ook aan de rem kunnen trekken. Dus dat was voor ons het probleem dat we ook in
de vergadering van de commissie RO naar voren hebben gebracht en wij hebben daar met de
wethouder dermate afspraken over gemaakt dat wat ons betreft de regeling zoals we die met elkaar
hebben afgesproken een goede regeling is die ons allen in staat stelt om te volgen wat er gebeurt en op
het moment dat het ons niet bevalt dat kenbaar te maken en te zorgen dat dat ook effect heeft op de
procedure. Dank u.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, in de commissie hebben we denk ik op een prettige
en constructieve manier met elkaar over dit voorstel gesproken. En onze mening is in ieder geval dat
als we op dezelfde manier zoals we dat in het verleden gedaan hebben met elkaar blijven omgaan,
zowel tussen het ambtenarenapparaat als tussen het college, denk ik dat er geen vuiltje aan de lucht is
en dan verwachten wij ook over een jaar met elkaar te bekijken met een positieve afloop door te
kunnen gaan.
Heer STORIMANS (CDA): Voorzitter, we hebben er in de commissie uitgebreid over gesproken.
Wij zijn voorstander van dit voorstel. We vinden overigens datje bij dit voorstel niet alleen met dit
college te maken hebt, maar ook met toekomstige colleges. Wij zien voldoende ruimte ook voor
toekomstige colleges om in te springen op het moment dat het nodig is. Ook wij zijn van mening dat
we op korte termijn de hele zaak moeten evalueren. Wij kunnen ons vinden in een periode van één
jaar. In de commissie hadden we gezegd dat wij een korte periode voor ogen hadden.
Wethouder KROL: Voorzitter, het is inderdaad een vrij stevige discussie geweest over hoe we nu
moeten omgaan met de gewijzigde artikel 19-situatie en al die publicaties die suggereren dat wij als
burgers en overheden er toch zo geweldig goed van af gaan komen, die zullen nog wel eens tegen
kunnen vallen. En mijn indruk is toch sterk dat er op een aantal terreinen ook nog wel wat meer tijd en
wat meer discussie tussen overheden onderling, tussen rijksoverheid en gemeentebestuur zou kunnen
ontstaan en dat ook termijnen wel eens langer in plaats van korter zouden kunnen worden. En laten we
in al die geluiden die ik de laatste dagen toch ook weer in de pers opving daar nog maar eens deze
kanttekening bij maken.
Het tweede is: verhouding raad-college. We hebben natuurlijk een voorstel gemaakt dat recht doet aan
de verhouding tussen deze raad en dit college, maar die ook in die zin wel toekomstbestendig moet
zijn. Zoals de heer Storimans aangeeft, er zit straks ook een andere raad en misschien ook wel een
ander college. En daarom hebben we geprobeerd zoveel mogelijk aan te haken bij die bestaande
praktijk. Die bestaande praktijk betekent dat het college heel goed weet en heel goed merkt op het
moment dat gevallen een bepaalde politieke gevoeligheid met zich meebrengen en ik denk dat de heer
Roest treffend heeft aangegeven een aantal voorbeelden, of het nu Rabobank, Vredehoffstraat of
Lange Brinkweg zoals we die net genoemd hebben, gevallen die of ze nu klein of groot zijn, op enig
moment toch een bepaalde politieke gevoeligheid krijgen. Het past dit college en het past deze raad
om dan niet onmiddellijk het wetboek ernaast te leggen en te zeggen: lekker puh, dit is artikel 19 lid 2
en dat mag het college lekker zelf doen. En als u allemaal op het formulier zet dat u het er niet mee
eens bent, dan gaan we het lekker toch doen, dat zou dan formeel gesproken misschien wel een
opstelling kunnen zijn, maar u snapt wel dat een college dat op deze wijze met de totale gemeenteraad
omgaat natuurlijk niet zoveel tijd van leven krijgt en terecht zou ik willen formuleren. Want ik vind
het belangrijk dat we met elkaar daar gewoon goede beslissingen over nemen. Het is voor een